Cardiovasculaire Geneeskunde.nl

Zowel prediabetes als T2DM geassocieerd met verslechterde microvasculaire functie

Literatuur - Sörensen BM, et al, Circulation 2016

Prediabetes and Type 2 Diabetes are Associated with Generalized Microvascular Dysfunction: The Maastricht Study


Sörensen BM, Houben AJHM, Berendschot TTJM, et al.
Circulation 2016; published online ahead of print
 

Achtergrond

Type 2 diabetes (T2DM) veroorzaakt niet alleen macrovasculaire, maar ook microvasculaire complicaties zoals retinopathie, nefropathie, neuropathie, hartfalen, stroke, depressie en cognitief falen [1,2]. Hoewel het aangetoond is dat er bij prediabetes al sprake is van een slechte macrovasculaire functie [3,4], is het niet bekend of dit ook geldt voor microvasculaire verslechtering en als dit zo is, of dit ook erger is in T2DM vergeleken met prediabetes.
 
In deze studie is gekeken of prediabetes, T2DM en hyperglycemie, onafhankelijk van potentiële CV risicofactoren, geassocieerd zijn met de microvasculaire functie van de retina en huid. Hiervoor is de observationele, prospectieve, populatiegebaseerde MAASTRICHT studie gebruikt die bestond uit 2213 personen. Microvasculaire functie was gemeten met knipperend licht-geïnduceerde arteriole verwijding en hitte-geïnduceerde hyperemie in de huid (verhoging in bloedstroom). De geheel gecorrigeerde statistische modellen includeerden leeftijd, geslacht, BMI, triglyceriden niveaus, totaal/HDL-c ratio, roken, SBP, gebruik van bloeddrukverlagende middelen en/of lipidenbehandeling, voorgeschiedenis met CV ziekte, retinopathie, eGFR en albuminesecretie in de urine.
 

Belangrijkste resultaten

  • Hoewel de baseline arteriole diameter niet verschillend was tussen de 3 groepen, was het gemiddelde percentage arteriole verwijding lager in personen met prediabetes en T2DM vergeleken met personen met een normaal glucose metabolisme (P trend < 0.001).
  • De afname (regressie) in microvasculaire functie in prediabetes was ongeveer 1/2 tot 1/4 ten opzichte van T2DM.
  • Mogelijke confounders in het geheel gecorrigeerde model die geassocieerd waren met de retinale verwijding waren: leeftijd (B: -0.04; 95% CI: -0.06 tot -0.02), SBP (B: 0.01; 95% CI: 0.00 tot 0.02), triglyceriden (B: -0.18; 95% CI: -0.37 tot 0.01) en retinopathie (B: -1.34; -2.41 tot -0.26).
Bèta’s staan voor het percentage verandering verwijding per 1 unit hogere leeftijd, SBP, triglyceriden of met retinopathie.
  • Hoewel de baseline bloedstroom in de huid niet significant verschillend was tussen de 3 groepen in zowel het ruwe als gecorrigeerde model, was de hyperemische reactie lager in personen met prediabetes en T2DM vergeleken met personen met een normaal glucose metabolisme (P trend <0.001).
  • Mogelijke confounders in het geheel gecorrigeerde model die geassocieerd waren met de hyperemische reactie in de huid waren: leeftijd (B: -12; 95% CI: -19 tot -6), vrouwelijk geslacht (B: 311; 95% CI: 224 tot 397), BMI (B: 11; 95% CI: 1 tot 21), roken (B: -265; 95% CI: -398 tot -132), SBP (B: 3; 95% CI: 0 tot 5), triglyceriden (B: -89; 95% CI: -144 tot -33). 
Bèta’s staan voor het percentage verandering in hyperemische reactie per unit hogere leeftijd, BMI, SBP en triglyceride of wanneer je vrouw bent of huidige (versus nooit) roker.
  • HbA1c, nuchtere plasma glucose (FPG) en glucosewaardes na 2 uur (glucose-intolerantie test, OGTT) waren niet geassocieerd met de diameter van de arteriolen in het retina bij baseline of met de bloedstroom in de huid bij baseline, in zowel ruw noch gecorrigeerd model.
  • HbA1c en FPG waren in zowel de ruwe als gecorrigeerde modellen, geassocieerd met het gemiddelde percentage verwijding en hyperemische reactie. The associatie van glucosewaardes na 2 uur (OGTT) met het percentage verwijding verloor significantie na correctie voor CV risicofactoren. De associatie met de hyperemische reactie in de huid was echter significant in zowel het ruwe als gecorrigeerde model.
 

Conclusie

In een populatie-gebaseerde studie waren prediabetes, T2DM en parameters voor hyperglycemie lineair geassocieerd met verslechterde microvasculaire functie in de retina en huid, onafhankelijk van een breed scala aan potentiële confounders zoals belangrijke CV risicofactoren en klinische gedefinieerde diabetische retinopathie en nefropathie. Deze data ondersteunen het concept dat microvasculaire verslechtering een voorloper is van de klinische T2DM diagnose en dat zowel vroege hyperglycemie als microvasculaire schade overwogen moeten worden als potentiële targets voor therapie.
 
Vind deze publicatie online op Circulation
 

Referenties

1. Forouhi NG and Wareham NJ. Epidemiology of diabetes. Medicine (Abingdon). 2014;42:698-702.
2. Buysschaert M, Medina JL, Bergman M, et al. Prediabetes and associated disorders. Endocrine. 2015;48:371-93.
3. Schram MT, Henry RM, van Dijk RA, et al. Increased central artery stiffness in impaired glucose metabolism and type 2 diabetes: the Hoorn Study. Hypertension. 2004;43:176-81.
4. Su Y, Liu XM, Sun YM, et al. Endothelial dysfunction in impaired fasting glycemia, impaired glucose tolerance, and type 2 diabetes mellitus. The American journal of cardiology. 2008;102:497-8.

Deel deze pagina met collega's en vrienden: