Rivaroxaban Versus Dabigatran or Warfarin in Real-World Studies of Stroke Prevention in Atrial Fibrillation: Systematic Review and Meta-Analysis
Bai Y, Deng H, Shantsila A, Lip GY. Stroke. 2017
17 feb. 2017Er worden veel studies gepubliceerd die data presenteren van ervaringen met non-VKA orale anticoagulantia (NOACs) bij patiënten met atriumfibrilleren in de dagelijkse klinische praktijk (‘real world evidence’). Omdat CVGK deze niet allemaal apart kan samenvatten, geven we hier een overzicht van de studie-opzet, zodat u gemakkelijk kunt selecteren welke studies relevant voor u zijn.
Volg de link naar het tijdschrift om het artikel online te vinden.
- Patiënten: Alle patiënten (n=31497) met een eerste diagnose van atriumfibrilleren die voor het eerst VKA, NOAC’s of lage dosering aspirine (<325 mg) kregen.
- Design: Retrospectieve cohortstudie in data van patiënten in de UK Clinical Practice Research Datalink (primary care database).
- Bestudeerde middelen: Aspirine (n=16094, 51.1%) VKA (n=13643, 43.3%), NOACs (n=1306, 4.1%, van wie 28.5% op dabigatran, 71.5% op rivaroxaban), mix van deze middelen (n=453 (1.4%).
- Looptijd: Maart 2008 (datum marktintroductie NOAC’s)-Oktober 2014
- Follow-up duur: Van start antitrombotische therapie tot het einde van follow-up, sterfte, of een eindpunt van interesse (NOAC’s: 1 jaar, VKA: 2.7 jaar, aspirine: 2.8 jaar).
- Eindpunten effectiviteit: Beroerte (secundair: ischemische beroerte en hemorragische beroerte)
- Eindpunten veiligheid: Majeure bloeding (secundair: GI bloeding, intracraniële bloeding)
Deel deze pagina met collega's en vrienden: