Cardiovasculaire Geneeskunde.nl

Opvallend laag gebruik van therapie voor HFrEF niet verklaard door lage bloeddruk

Literatuur - Peri-Okonny PA, Mi X, Khariton Y et al., - JACC : Heart Failure. https://doi.org/10.1016/j.jchf.2018.11.011

Introductie en methoden

Medische therapie kan nadelige CV uitkomsten aanzien verminderen in patiënten met hartfalen met verminderde ejectiefractie (HFrEF). Remming van het beta-adrenerge systeem met bètablokkers (BB) en van de angiotensinepathway met angiotensine-converting enzymremmers (ACEi) of angiotensinereceptorblokkers (ARBs) zijn belangrijke elementen van behandeling van HFrEF. Het eerste lid van de klasse van angiotensine II-receptorblokker-neprilysineremmers (ARNI), sacubitril/valsartan geeft aanvullende vermindering van morbiditeit en mortaliteit ten opzichte van BB-therapie alleen [1,2].

Observaties van dosis-gerelateerde relaties tussen gebruik van ACEi en BB en uitkomsten hebben geleid tot aanbevelingen over streefdoseringen in nationale richtlijnen [1, 3-5]. In de klinische praktijk worden streefdoseringen vaak weinig gebruikt [6,7]. Angst voor lage bloeddruk (BP) zou een drempel kunnen vormen voor intensivering van aanbevolen medische therapie.

Deze studie boogde beter te begrijpen of lage BP een drempel vormt voor het bereiken van streefdoseringen van HFrEF-therapie, door gebruik te maken van het grote, multicenter, hedendaagse poliklinische CHAMP-HF register van volwassen patiënten met HFrEF (verzameld op 151 Amerikaanse sites)[8]. Patiënten die in aanmerking kwamen voor deze analyse hadden een primaire diagnose van HFrEF (LVEF ≤40%) binnen 12 maanden voor inclusie en namen ten minste één orale farmacotherapie voor HF. Patiënten die HF-medicatiegerelateerde bijwerkingen rapporteerden of met contra-indicaties voor ACEi/ARB, ARNI of BB werden geëxcludeerd. 3095 Patiënten werden geïncludeerd tussen december 2015 en augustus 2017.

Belangrijkste resultaten

Conclusie

Analyse van het hedendaagse CHAMP-HF cohort van HFrEF patiënten maakte duidelijk dat een overgrote meerderheid van patiënten die in aanmerking komen voor BB of ACEi/ARB/ARNI niet de streefdosering krijgt. De meeste patiënten kregen minder dan 50% van door richtlijnen aanbevolen streefdoseringen. Lage BP leek geen drempel voor het intensiveren van therapie, omdat onderbehandeling ook prevalent was in patiënten met SBP >110 mmHg. In patiënten die twee HF-middelen kregen, was het aandeel patiënten dat streefdoseringen kreeg erg laag (8.8%), en slechts iets meer patiënten met SBP >110 mmHg kregen streefdoseringen dan patiënten met SBP <110 mmHg.

Deze studie toont veel ruimte voor verbetering in het aanbieden van de beste medische therapie aan patiënten met HFrEF. Het versterkt bovendien de notie dat beter begrip nodig is van de factoren gerelateerd aan suboptimale dosering van belangrijke HF-medicatie in patiënten die ze kunnen verdragen.

Referenties

Toon referenties

Vind dit artikel online op JACC: Heart Failure

Deel deze pagina met collega's en vrienden: