Cardiovasculaire Geneeskunde.nl

‘Hypertensie wereldwijd’ – lessen uit het buitenland voor betere hypertensiezorg in Nederland

Nieuws - 9 feb. 2016

Met als thema ‘Hypertensie wereldwijd’ was dit Nationale Hypertensiecongres niet alleen een moment om te leren over hypertensieprevalentie en wat behandeling inhoudt en oplevert in andere delen van de wereld, maar ook hoe hypertensie zich manifesteert en het best behandeld kan worden bij patiënten van niet-Nederlandse komaf. De rode draad door het programma was wat we kunnen leren van hypertensiezorg elders; in ontwikkelende landen met minder faciliteiten of in Canada.
 
Prof. dr. Rick Grobbee (klinisch epidemioloog, Julius Centrum en UMC Utrecht) illustreerde aan de hand van wereldkaarten met geografische verspreiding van uiteenlopende data dat de wereld qua gezondheidszorg, de investeringen daarin en de uitkomsten daarvan, niet overal gelijk is. Het valt op dat regio’s met de hoogste ziektelast minder goede zorgstelsels hebben, wat een dubbele last voor patiënt en artsen oplevert. Maar hypertensie is overal een risicofactor, ook in de meest ontwikkelde landen. Het probleem is dat beschikbare kennis en middelen om hypertensie in te dammen niet voldoende worden benut.
Nieuwe richtlijnen zijn niet nodig volgens Prof. Grobbee; die hebben geen zin totdat de vorige zijn geïmplementeerd. Zowel in ontwikkelende als ontwikkelde landen moeten effectieve strategieën beter worden geïmplementeerd. Wie een goed idee heeft, mag het zeggen…
 
Behalve geografische verschillen bestaan ook etnische verschillen in risico op en behandeling van hypertensie. Dr. Bert Jan van den Born (internist/vasculair geneeskundige, AMC Amsterdam) besprak de relevantie hiervan voor de Nederlandse spreekkamer. In Nederland wordt weinig geregistreerd over etnische verschillen in gezondheid. De Helius-studie in Amsterdam laat wel verschillen in prevalentie van hypertensie zien tussen bevolkingsgroepen met een verschillende etnische achtergrond. Maligne hypertensie komt vaker voor in Afrikaanse patiënten en ook hebben zij vaak een meer zoutgevoelige vorm. Bewustwording over, en behandeling en beheersing van hoge bloeddruk is niet in alle groepen gelijk. Genetische factoren spelen een rol in risico en respons op behandeling, maar interviews suggereren ook dat subgroepen een cultuurspecifieke benadering voor preventie en behandeling behoeven.
 
Dr. Marleen Hendriks (Senior Program Manager/ Public Health Physician, Amsterdam Institute for Global Health and Development) deelde haar ervaringen met projecten voor verbetering van hypertensiezorg in landen met een falend zorgsysteem. In Nigeria werd een project opgezet binnen de structuur van een verzekeringsprogramma. Prevalentie van hypertensie was hoog en 1/3 van de hypertensieven had eindorgaanschade. Door training van artsen en het goed uitrusten van laboratoria, artsen en spreekkamers kwam 64% van deze populatie op streefbloeddruk. Dit is een betere score dan wordt gezien in Afrikaanse populaties in het Westen. Een ander project in sloppenwijken van Nairobi was redelijk succesvol om mensen voor de eerste keer in de spreekkamer te krijgen, ook door inzet van community werkers. Mensen duurzaam in behandeling houden bleek echter uitdagend. Hier zijn parallellen te trekken met Nederland. Lessen voor de situatie hier kunnen zijn om meer een public health benadering te volgen: CVRM ketenzorg met de juiste zorg op de juiste plek. Simpelere zorg die meer in de wijken zelf plaatsvindt kan meer mensen bereiken.
 
Dr. Wilko Spiering (internist/vasculair geneeskundige, UMC Utrecht) vergeleek de aanbevelingen die in hypertensierichtlijnen van verschillende landen staan. Hoewel ze zich baseren op dezelfde studies, variëren de richtlijnen aanzienlijk, al te beginnen bij de gehanteerde definities. Verder lopen de visies uiteen ten aanzien van criteria voor start van behandeling, streefwaarden en voorkeursmedicatie.  Nederland heeft geen specifieke hypertensierichtlijn meer, aangezien deze nu met lipidenmanagement gecombineerd is in de CVRM-richtlijn.
Dr. Spiering merkte op dat verplicht gebruik van ambulante bloeddruk meting nog steeds ontbreekt in de richtlijnen. Over het algemeen is <140/90 mmHg een goede streefwaarde voor 18- tot 80-jarigen, en boven deze leeftijd kan <150/90 mmHg worden gehanteerd. De meeste patiënten zullen hiervoor >2 medicijnen nodig hebben, met voor sommige etnische groepen specifieke suggesties. Dr. Spiering adviseerde de richtlijnen als framework te gebruiken en goed te blijven nadenken.
 
Vervolgens kreeg Martine Beeftink (arts-onderzoeker cardiologie, UMC Utrecht) gelegenheid om haar werk te presenteren, als ontvanger van de Gert van Montfransprijs. Zij richt zich op de variabele effectiviteit van renale denervatie, die mogelijk het gevolg is van onvolledige beschadiging van zenuwen rondom de nierarterie. Mogelijk laat distale denervatie na de bifurcatie minder zenuwen intact, en leidt dit tot grotere daling van de bloeddruk. In haar onderzoek bleek dit een haalbare en veilige methode, maar was er geen aanwijzing voor een grotere bloeddrukdaling ten opzichte van proximale ablatie.
 
Dr. G.A. van Montfrans (internist/vasculair geneeskundige, AMC, Amsterdam) vervolgde het programma met zijn visie over hoe hypertensiezorg beter kan in Nederland. Hij ziet het Canadese CHEP programma als lichtend voorbeeld. Dit is opgezet om kennis van patiënten en het algemene publiek over hypertensie en management door zorgprofessionals te verbeteren, zoutinname via het dieet te verminderen en een nationaal hypertensiesurveillancesysteem op te zetten om eerdergenoemde aspecten te documenteren, om continue kwaliteitsverbetering mogelijk te maken.
Belangrijk binnen het programma is dat bij alle volwassenen de bloeddruk gemeten moet worden tijdens klinische bezoeken. Dit zou in Nederland betekenen dat na 3 jaar ongeveer iedereen gezien is.
Het Canadese programma heeft in 10 jaar grote verbetering in diagnose, medicamenteuze behandeling en doktersbezoeken opgeleverd, en tot een vermindering geleid van ongecontroleerde hypertensie en ernstige CV complicaties. Met het Canadese model als inspiratiebron, pleit Dr. Van Montfrans voor een Nationaal Hypertensie Programma met als doel de CV ziektelast in Nederland te verminderen door verbeterde hypertensiebehandeling. De risicoperceptie van zorgverleners kan beter: meer over levenslang risico nadenken en alle patiënten met >140/90 mmHg als uitdagende patiënt zien.
Dat hypertensie de belangrijkste oorzaak van morbiditeit en mortaliteit is wordt vaak herhaald, maar toch mist het urgentie. Dr. Van Montfrans ziet kansen: als alle 8000 huisartsen elk 12 patiënten extra goed ingesteld krijgen en houden…
 
De dag werd afgesloten met een debat over de Sprint studie. Dr. Jaap Deinum (internist/vasculair geneeskundige, Radboudumc, Nijmegen) gaf een kort overzicht van de opzet en resultaten van deze studie naar de vraag of behandeling van hoog-risicopatiënten naar een streefwaarde <120 mmHg leidt tot een vermindering van CV events en sterfte ten opzichte van behandeling volgens standaard streefwaarden. Dit bleek inderdaad het geval, en de studie werd voortijdig gestaakt na een mediane follow-up van 3.26 jaar. Aan de hand van stellingen werd met de zaal gediscussieerd over wat de resultaten betekenen en hoe ze behandeling beïnvloeden. Exclusie van patiënten met diabetes, beroerte of anderszins moeilijke hypertensie beperkt de generaliseerbaarheid en voorzichtigheid is geboden bij interpretatie van de resultaten. De SPRINT studie onderzocht patiënten van 50 jaar en ouder, dus is ook nog onbekend wat deze resultaten betekenen voor jongere patiënten, of patiënten met een lager risico.  

Deel deze pagina met collega's en vrienden: