Subcutane vetcel-lipolyse draagt onafhankelijk bij aan variatie in plasmalipidenniveaus
Literatuur - Rydén M and Arner P, ATVB 2017Subcutaneous Adipocyte Lipolysis Contributes to Circulating Lipid Levels
Rydén M and Arner P
Arterioscler Thromb Vasc Biol. 2017 Jun 29, Epub ahead of print
Introductie en methoden
Circulerende cholesterol- en triglyceridenniveaus zijn belangrijke onafhankelijke risicofactoren voor het ontwikkelen van atherosclerotische cardiovasculaire ziekte [1,2]. Gezien vetzuren een rol spelen bij dyslipidemie [3,4], is het aannemelijk te denken dat vetcel-lipolyse dat resulteert in vrije vetzuren (FFAs) in de circulatie, de cholesterolniveaus en triglyceridenniveaus beïnvloedt. Hoge FFA niveaus kunnen bijvoorbeeld de hepatische productie van LDL-c verhogen, welke vervolgens HDL-c niveaus kunnen reduceren door de transfer van triglyceriden naar HDL, wat resulteert in hydrolyse en daardoor formatie van remnant cholesterol.Het vrijkomen en opslaan van FFAs uit vetweefsel is gelijk aan de turnover van meetbare vetcel-triglyceriden [5,6]. Het is aangetoond dat vormen van dyslipidemie gekoppeld zijn aan een veranderde turnover van triglyceriden en dat dit proportioneel was aan subcutane vetweefsel lipolyse-activiteit [7-9]. Dit suggereert daarom dat vetcel-lipolyse mogelijk invloed heeft op circulerende lipidenniveaus. In mensen hebben catecholaminen en natriuretische peptiden prolipolytische activiteit, terwijl insuline het belangrijkste hormoon is met antilipolytische activiteit.
Om de relatie tussen verschillende factoren die invloed op de lipolyse van vetweefsel hebben en circulerende lipidenniveaus te onderzoeken, werd een grote studie uitgevoerd met meer dan 1000 personen.
Belangrijkste resultaten
- Correlaties tussen verschillende circulerende lipidenniveaus en lipolyse waren significant, maar zwak (r2<0.05). Basale lipolyse was echter significant negatief en sterk gecorreleerd met HDL-c en positief en sterk met plasma triglyceriden. In tegenstelling hiertoe, was de insulinegevoeligheid positief gecorreleerd met HDL-c en negatief met triglyceriden.
- De relatie tussen basale lipolyse met HDL-c of triglyceriden was sterker in niet-obese personen (HDL-c niet-obees r=-0.27, P<0.0001, obees r=-0.10, P=0.012 en triglyceriden niet-obees r=0.27, P<0.0001, obees r=0.12, P=0.0035). Insulinegevoeligheid versus HDL-c of triglyceriden waren even sterk in obese en niet-obese personen.
- Wanneer patiënten met type 2 diabetes en personen die lipidenverlagende middelen kregen uit de analyse werden gehaald, werden vergelijkbare resultaten verkregen. Ook was er geen interactie van geslacht met de relatie tussen basale lipolyse of insulinegevoeligheid en HDL-c of triglyceriden.
- De relaties waren nog steeds sterk significant na correctie voor intrinsieke/extrinsieke cofactoren waarvan bekend is dat deze circulerende lipidenniveaus beïnvloeden (cofactoren: geslacht, leeftijd, BMI, middelomvang, middel-tot-heupratio, nicotinegebruik, behandeling van type 2 diabetes, hypertensie of hyperlipidemie en grootte van vetcel).
- Wanneer factoren werden gecombineerd, was de gecorrigeerde r2 van de relatie insulinegevoeligheid en basale lipolyse samen met zowel triglyceriden als HDL-c, 0,14 (beide P<0.0001). Wanneer alle cofactoren gecombineerd werden en dit gecorreleerd werd, was r2 0.28 (HDL-c) en 0.17 (triglyceriden, beide P<0.0001). Wanneer zowel insulinegevoeligheid en basale lipolyse als alle cofactoren werden samengenomen, was de r2 voor HDL-c 0.36 en 0.29 voor triglyceriden (beide P<0.0001).
Conclusie
In deze studie werden resistentie voor de antilipolytische effecten van insuline en een hoge activiteit van basale lipolyse geassocieerd met laag HDL-c en hoge triglyceriden. Dit was onafhankelijk van klassieke risicofactoren die plasmalipidenniveaus beïnvloeden. Bovendien verklaarden de antilipolytische insulinegevoeligheid en basale lipolyse-activiteit samen, 14% van de variatie in plasmatriglyceriden of HDL-c, wat daarmee het klinische belang hiervan bij dyslipidemie suggereert.Vind deze publicatie online op ATVB
Referenties
1. Nelson RH. Hyperlipidemia as a risk factor for cardiovascular disease. Prim Care. 2013;40:195–211. doi: 10.1016/j.pop.2012.11.003.
2. Nordestgaard BG. Triglyceride-rich lipoproteins and atherosclerotic cardiovascular disease: new insights from epidemiology, genetics, and biology. Circ Res. 2016;118:547–563. doi: 10.1161/CIRCRESAHA.115.306249.
3. Ebbert JO, Jensen MD. Fat depots, free fatty acids, and dyslipidemia. Nutrients. 2013;5:498–508. doi: 10.3390/nu5020498.
4. Duez H, Lamarche B, Valéro R, Pavlic M, Proctor S, Xiao C, Szeto L, Patterson BW, Lewis GF. Both intestinal and hepatic lipoprotein production are stimulated by an acute elevation of plasma free fatty acids in humans. Circulation. 2008;117:2369–2376. doi: 10.1161/CIRCULATIONAHA.107.739888.
5. Arner P, Bernard S, Salehpour M, Possnert G, Liebl J, Steier P, Buchholz BA, Eriksson M, Arner E, Hauner H, Skurk T, Rydén M, Frayn KN, Spalding KL. Dynamics of human adipose lipid turnover in health and metabolic disease. Nature. 2011;478:110–113. doi: 10.1038/nature10426.
6. Frayn K, Bernard S, Spalding K, Arner P. Adipocyte triglyceride turnover is independently associated with atherogenic dyslipidemia. J Am Heart Assoc. 2012;1:e003467. doi: 10.1161/JAHA.112.003467.
7. van der Kallen CJ, Voors-Pette C, Bouwman FG, Keizer HA, Lu JY, van de Hulst RR, Bianchi R, Janssen MJ, Keulen ET, Boeckx WD, Rotter JI, de Bruin TW. Evidence of insulin resistant lipid metabolism in adipose tissue in familial combined hyperlipidemia, but not type 2 diabetes mellitus.
Atherosclerosis. 2002;164:337–346.
8. Yki-Järvinen H, Taskinen MR. Interrelationships among insulin’s antilipolytic and glucoregulatory effects and plasma triglycerides in nondiabetic and diabetic patients with endogenous hypertriglyceridemia. Diabetes.1988;37:1271–1278.
9. Reynisdottir S, Eriksson M, Angelin B, Arner P. Impaired activation of adipocyte lipolysis in familial combined hyperlipidemia. J Clin Invest.1995;95:2161–2169. doi: 10.1172/JCI117905
Deel deze pagina met collega's en vrienden: