Cardiovasculaire Geneeskunde.nl

Meer dan 3.7 gr zout per dag heeft negatief effect op cardiale mechanica

Association of Estimated Sodium Intake With Adverse Cardiac Structure and Function From the HyperGEN Study

Literatuur - Selvaraj S, a Luc Djoussé MA, Aguilar FG, et al. - J Am Coll Cardiol 2017;70:715–24

Achtergrond

Recente aanbevelingen voor doelstellingen van 1.5 tot 2.3 gr/dag zout eten, worden uitgedaagd door data die aantonen dat er een J-vormige relatie is tussen geschatte zoutinname (ESI) en het risico op sterfte door cardiovasculaire (CV) events [1,2]. Hoewel andere studies suggereren dat er een lineaire relatie is met sterfte, zijn er slechts enkele data die de associatie tussen een lage zoutinname en CV events bestudeerd hebben [3].

In deze studie werd de relatie bestudeerd tussen ESI en indices die staan voor systolische strain en myocardiale relaxatie bij 2.996 personen zonder hartfalen (HF). Hierbij werd gebruikt gemaakt van data uit de grote populatiegebaseerde cross-sectionele HyperGEN studie, welke als doel had om de genetische grondslag van familiaire hypertensie in kaart te brengen [4]. Er werden deelnemers geïncludeerd die <60 jaar de diagnose voor hypertensie hadden en minimaal 1 bloedverwant die mee wilde doen aan de studie. Ook was er een random sample van personen met normotensie. Stratificatie werd toegepast op basis van ESI (≥3.7 gr/dag = lineaire curve 1 vs. >3.7 gr/dag = lineaire curve 2).

Urinaire elektrolyten werden gemeten in nachtelijke urineverzamelingen en geëxtrapoleerd naar 24-uurs urinaire zout- en kaliumuitscheiding met behulp van de Tanakamethode [5]. Deze 24-uurs urinaire zoutmeting werd gebruikt als surrogaatmarker voor zoutinname.

Indices voor cardiale structuur en functie, zoals linker ventriculaire ejectiefractie (LVEF), LV massa index, vroeg diastolische (E) en late/atriale diastolische (A) vullingssnelheid, E/A ratio, isovolumetrische relaxatietijd (IVRT), deceleratietijd van E, alsmede de circumferentiële- en longitudinale strain en de gemiddelde Speckle-tracking echocardiografie afkomstige (STe’) vullingssnelheden werden berekend op basis van echocardiografie.

Belangrijkste resultaten

Conclusie

In tegenstelling tot een ESI van <3.7 g/dag, werd een ESI van ≥3.7 gr/dag geassocieerd met een slechtere strain en STe’. SBP en serumaldosteron verklaarden een significant deel van de indirecte effecten tussen ESI en strain en STe’. De resultaten ondersteunen de hypothese van negatieve CV effecten bij hoge zoutinname.

Redactioneel commentaar

In dit redactioneel commentaar bediscussieert Marwick de beperkingen van de studie gepubliceerd door Selvaraj en collega’s, waaronder:

  • De echocardiografische methodologie is gekarakteriseerd als zijnde een ‘archeologische echocardiografie’ benadering, omdat echobeelden bewaard op videobanden mogelijk lagere strainwaardes en vullingssnelheden laten zien.
  • De link tussen aldosteron en het effect op zoutinname op myocardiale functie suggereert dat mogelijk fibrose de reden is geweest voor myocardiale verandering.
  • De personen met hogere zoutinname hadden vaker hypertensie, obesitas, dyslipidemie en diabetes mellitus.

De auteur concludeert: ‘de geobserveerde effecten van zout op myocardiale functie is mogelijk relevant voor sommige groepen. Het bewijs dat is verschaft met het artikel van Selvaraj en collega’s ondersteunt vernieuwde aandacht voor de mogelijke voordelen van het reguleren van de zoutinname, met name bij personen met een hoog risico op myocardiale stoornis. Gezien de beduidende aanwezigheid van zout in het Westerse dieet is er wat urgentie voor het ophelderen van deze informatie. De volgende logische stap is nu het belang van zoutreductie te onderzoeken, alsmede gerelateerde bijdragers zoals voedingsvezels bij patiënten met LV stoornis, door voorloper van hartfalen.’

Referenties

Toon referenties

Vind deze publicatie online op JACC

Deel deze pagina met collega's en vrienden: