Hogere cholesterolvariabiliteit geassocieerd met verhoogde incidentie van CV uitkomsten
In een grote populatiegebaseerde cohortstudie was cholesterolvariabiliteit een onafhankelijke voorspeller voor de ontwikkeling van MI en beroerte, evenals voor sterfte door alle oorzaken, in de algemene populatie.
Cholesterol variability and the risk of mortality, myocardial infarction, and stroke: a nationwide population-based studyLiteratuur - Kim MK, Han K, Kim H-S, et al. - Eur Heart J 2017;38:3560–3566
Achtergrond
Bestaande gegevens van kleine studies suggereren dat een hoge variabiliteit van bezoek tot bezoek in cholesterolniveaus een onafhankelijke voorspeller is van MACE in hoog risico CAD patiënten [1,2]. De prognostische betekenis van cholesterolvariabiliteit in de algemene populatie is echter onbekend.
In deze grote populatiegebaseerde studie van 3.656.648 individuen werd de prognostische betekenis van verhoogde totale cholesterol (TC)-variabiliteit op sterfte door alle oorzaken, MI en beroerte geëvalueerd. Daarom werden Koreanen ≥20 jaar zonder eerdere Mi en beroerte en ingeschreven in het National Health Insurance System [3,4], met tenminste 3 TC meten tussen 1 januari 2002 en 31 december 2007 gevolgd met een mediaan van 8.3 jaar. TC variabiliteit werd berekend gebaseerd op 3 bepalingen:
- variatiecoefficient (CV)
- standaarddeviatie (SD)
- variabiliteit onafhankelijk van het gemiddelde (VIM = 100 x SD/Gemiddeldebeta met beta als regressie coëfficiënt)
De studie eindpunten waren nieuw gediagnosticeerd MI, ischemische beroerte of sterfte.
Belangrijkste resultaten
- Deelnemers werden verdeeld in kwartielen volgens hun TC variabiliteit. De gemiddelde TC niveaus waren ~190 mg/dL in alle groepen met toenemende CV waarden voor oplopende kwartielen: Q1: 4.25±1.36%; Q2: 7.48±0.77%; Q3: 10.38±0.97%; Q4: 16.78±4.65%.
- De incidentie van sterfte door alle oorzaken waren stapsgewijs verhoogd voor hogere CV kwartielen.
- De associatie tussen TC variabiliteit en sterfte door alle oorzaken bleef significant na correctie voor basiskenmerken (HR voor Q2: 1.03; 95%CI: 1.00-1.05; HR voor Q3: 1.08; 95%CI: 1.06-1.10; HR voor Q4: 1.26; 95%CI: 1.24-1.28, in vergelijking met Q1).
- Vergelijkbaar met de uitkomst van sterfte door alle oorzaken, werd een incrementeel hoger risico op MI en beroerte waargenomen bij hogere CV kwartielen vergeleken met de laagste kwartielgroep in alle modellen die corrigeerden voor basiskenmerken.
- Individuen in de CV Q4 groep (van TC variabiliteit) hadden een ongeveer 8% hoger risico op MI en 11% hoger risico op beroerte vergeleken met de CV Q1 groep.
- De resultaten waren consistent wanneer de TC variabiliteit werd bepaald met behulp van SD en VIM, en TC variabiliteit gemeten met SD of VIM was een onafhankelijke voorspeller van sterfte door alle oorzaken, MI en beroerte, zelfs na volledige multivariabele correctie.
- Wanneer de variabiliteitsindex werd gebruikt als een continue variabele, was een toename in CV van 5% geassocieerd met een significant verhoogd risico op uitkomsten na volledige multivariabele correctie (HR voor sterfte door alle oorzaken: 1.09; 95%CI: 1.08–1.09; HR voor MI: 1.03; 95%CI: 1.02–1.04; HR voor beroerte: 1.03; 95%CI: 1.03-1.04).
Conclusie
In een grote populatiegebaseerde cohortstudie was TC variabiliteit een onafhankelijke voorspeller voor de ontwikkeling van MI en beroerte, evenals voor sterfte door alle oorzaken in de algemene populatie. Deze gegevens suggereren dat het verminderen van TC variabiliteit van voordeel kan zijn bij de primaire preventie van CVD.
Redactioneel commentaar
Bangalore [5] merkt in zijn redactioneel artikel op dat intraindividuele variabiliteit in hemodynamische factoren, zoals bloeddruk, een teken van leven is. Hij werpt een aantal open vragen op met betrekking tot het verband tussen cholesterolvariabiliteit en klinische uitkomsten zoals onderzocht door Kim et al. Hij vraagt zich eerst af of de associatie causaal is of slechts een bijkomend effect, en doet dit in de context van Hill's 9 criteria voor causaliteit [6]. Hoewel aan veel van de criteria is voldaan, concludeert Bangalore dat de causaliteit van de relatie verre van perfect is. Hij bespreekt vervolgens praktische problemen, zoals het gebrek aan metingen en afkapwaarden voor de variabiliteit van cholesterol. Hij concludeert: 'Bovendien zijn de klinische implicaties niet bekend. Op dit moment kan een verhoogde variabiliteit een indicatie zijn voor het niet-innemen van medicatie zoals voorgeschreven en, als dat niet het geval is, moet misschien worden overwogen een statine te geven met hoge intensiteit als blijkt dat gegevens hiermee verminderde cholesterolvariabiliteit laten zien. Het is echter niet bekend of het verminderen van de cholesterolvariabiliteit inderdaad de prognose zal beïnvloeden. Voordat een van deze maatregelen worden opgenomen in de klinische praktijk, zijn meer studies nodig om te testen of dit 'causaal' of slechts een epidemiologisch verband is.'
Referenties
1. Bangalore S, Breazna A, DeMicco DA, et al. Visit-to-visit low density lipoprotein cholesterol variability and risk of cardiovascular outcomes: insights from the TNT trial. J Am Coll Cardiol 2015;65:1539–1548.
2. Boey E, Gay GM, Poh KK, et al. Visit-to-visit variability in LDL- and HDL-cholesterol is associated with adverse events after ST-segment elevation myocardial infarction: a 5-year follow-up study. Atherosclerosis 2016;244:86–92.
3. Yang HK, Han K, Kwon HS, et al. Obesity, metabolic health, and mortality in adults: a nationwide population based study in Korea. Sci Rep 2016;6:30329.
4. Lee J, Lee JS, Park SH, et al. Cohort profile: the National Health Insurance Service-National Sample Cohort (NHIS-NSC), South Korea. Int J Epidemiol 2017;46:e15.
5. Bangalore S. Cholesterol variability: a marker for increased risk or a risk factor? Eur Heart J 2017;38: 3567–3568.
6. Hill AB. The environment and disease: association or causation? Proc R Soc Med 1965;58:295–300.