Katheterablatie verbetert mortaliteit en morbiditeit bij patiënten met hartfalen en atriumfibrilleren
Catheter Ablation for Atrial Fibrillation with Heart Failure
Achtergrond
De behandeling van atriumfibrilleren (AF) verbetert de langetermijnresultaten bij patiënten met hartfalen (HF), maar de gunstigste behandelingsoptie staat nog ter discussie [1]. Katheterablatie is geïndiceerd voor symptomatische, medicijnen-resistente AF, en sommige gegevens hebben aangetoond dat het ook geassocieerd is met positieve uitkomsten bij HF patiënten [2-4].
In de Catheter Ablation versus Standard Conventional Therapy in Patients with Left Ventricular Dysfunction and Atrial Fibrillation (CASTLE-AF) trial, een multicenter, open-label, gerandomiseerde, gecontroleerde studie, werd het effect van katheterablatie op morbiditeit en mortaliteit geëvalueerd vergeleken met medische therapie bij HF patiënten met symptomatische AF.
De belangrijkste inclusiecriteria waren: New York Heart Association (NYHA) klasse II-IV, linkerventrikelejectiefractie (LVEF) ≤ 35%, paroxysmale of persistente AF niet reagerend op antiaritmica of met ernstige bijwerkingen als gevolg van antiaritmica, implantatie van een Biotronik-vervaardigd cardioverter-defibrillator (ICD) apparaat of een cardiale resynchronisatietherapie-defibrillator (CRT-D) met automatische dagelijkse op afstand monitoringsmogelijkheden. Patiënten werden willekeurig toegewezen in een verhouding van 1: 1 om katheterablatie of medische therapie voor AF te ontvangen. Medische therapie voor AF werd toegediend op basis van medische richtlijnen. Voor alle patiënten, werd de Biotronik Home Monitoring optie geactiveerd om de herhaling van AF te controleren. Als AF terugkeerde, werd een herhaalde ablatie aanbevolen tenzij klinisch gecontra-indiceerd.
Het primaire eindpunt was een samenstelling van sterfte door alle oorzaken of verslechtering van HF resulterend in een ongeplande ziekenhuisopname met overnacht verblijf. Secundaire eindpunten waren sterfte door alle oorzaken, ongeplande ziekenhuisopname door HF, sterfte door CVD, verhoging in LVEF en het bereiken van sinusritme.
Belangrijkste resultaten
- 363 patiënten voldeden aan de inclusiecriteria en werden gevolgd voor een gemiddelde duur van 37.6±20.4 maanden in de ablatiegroep (179 patiënten) en 37.4±17.7 maanden in de medische therapiegroep (184 patiënten).
- Het samengestelde primaire eindpunt trad op bij significant minder patiënten in de ablatiegroep in vergelijking met de medische therapiegroep (28.5% vs. 44.6%; HR: 0.62; 95%CI: 0.43-0.87; P=0.007).
- De percentages van sterfte door alle oorzaken waren 13.4% in de ablatiegroep en 25.0% in de medische therapiegroep (HR: 0.53; 95%CI: 0.32-0.86; P 0.01).
- De percentages ziekenhuisopnames door HF waren 20.7% in de ablatiegroep en 35.9% in de medische therapiegroep (HR: 0.56; 95% CI: 0.37-0.83; P=0.004).
- De percentages CV sterfgevallen waren 11.2% in de ablatiegroep en 22.3% in de medische therapiegroep (HR: 0.49; 95% CI: 0.29-0.84; P=0.009).
- De mediane absolute toename in LVEF was 8.0% (IQ: 2.2-19.1) in de ablatiegroep en 0.2% (IQ: -3.0 tot 16.1) in de medische therapiegroep (P=0.005). Sinusritme werd bereikt bij 63.1% van de patiënten in de ablatiegroep en bij 21.7% van de patiënten in de medische therapiegroep (P<0.001).
Conclusie
Katheterablatie is geassocieerd met een lagere mortaliteit en morbiditeit in vergelijking met medische therapie bij patiënten met HF en AF. Bovendien verbeterde katheterablatie de LVEF en verminderde de belasting van AF.
Referenties
Download de slide Vind dit artikel online op N Engl J Med 2018
Deel deze pagina met collega's en vrienden: