Simpele ondervoeding-scores voorspellen sterfte in HF
Prevalence and Prognostic Significance of Malnutrition Using 3 Scoring Systems Among Outpatients With Heart Failure. A Comparison With Body Mass Index
Introductie en methoden
Er zijn 3 ondervoeding-scores die bestudeerd zijn in HF [1-4]:
- De controlling nutritional status (CONUT) index bepaald op basis van serum albumine, totale cholesterol niveaus en totale lymphocyten aantallen.
- De prognostische nutritional index (PNI) berekend door BMI en serum albuminewaarden
- De geriatric nutritional risk index (GNRI) die serum albumine niveau en lympocyten aantallen behoeft.
Er zijn data die laten zien dat iedere score HF patiënten identificeert met verschillende niveaus van ondervoeding en dat ze uitkomsten voorspellen, maar het is niet duidelijk of de diagnostische waarde van ondervoeding en het voorspellende vermogen van de 3 scores verschillen.
In deze studie werd de prevalentie en prognostisch belang van ondervoeding onderzocht, door de 3 verschillende scores, in een groot cohort van ambulante patiënten die waren doorverwezen naar een gespecialiseerde kliniek tussen 2000 en 2016. Het primaire eindpunt was totale sterfte.
Belangrijkste resultaten
- Van de 4021 patiënten die werden geïncludeerd hadden 3386 HF en van alle HF patiënten hadden 35% een linkerventrikel ejectiefractie (LVEF) <40%, en 30% had een NYHA klasse III-IV.
- Met GNRI en CONUT scores hadden respectievelijk 316 (9%) en 1486 (44%) patiënten met HF lichte ondervoeding (PNI heeft geen lichte categorie voor ondervoeding). Met GNRI, CONUT, en PNI berekeningen hadden respectievelijk 228 (7%), 339 (10%), en 255 (8%) patiënten matige tot ernstige ondervoeding.
- Vergeleken met degenen met een normale voedingsstatus, waren patiënten met ondervoeding, gemeten door een van de 3 ondervoeding-scores, ouder, vaker man en hadden ze een lagere lichaamsgewichtsindex (BMI), slechtere symptomen en nierfunctie, en hadden ze vaker atriumfibrilleren, anemie en verminderde mobiliteit.
- De HRs voor totale sterfte in HF patiënten met ernstige ondervoeding voor verschillende voedingsindexen waren: CONUT HR: 9.4; 95%CI: 5.9-15.1; GNRI HR: 6.1; 95%CI: 4.5-8.4; PNI HR: 3.0; 95%CI: 2.4-3.7 (alle P waarden <0.001). De associatie van ondervoeding met slechte prognose was ongeacht LVEF, NT-proBNP waarden of BMI.
- De voedingsindexen verbeterden de voorspelling van 1-jaarsoverleving van 0.719 naar 0.724 (P<0.001), maar BMI deed dit niet.
Conclusie
Matige en ernstige ondervoeding in HF patiënten, bepaald met simpele ondervoeding-scores, is geassocieerd met hogere totale sterfte vergeleken met HF patiënten zonder of met lichte ondervoeding. Simpele ondervoeding-scores waren sterker gerelateerd aan uitkomsten dan BMI en de auteurs concluderen dan ook dat BMI niet gebruikt zou moeten worden als surrogaat van voedingsstatus in HF patiënten.
Redactioneel commentaar
Kinugawa en Fukushima [6] bespreken in hun redactionele artikel de beperkingen van de studie van Sze et al., waaronder de enkele beoordeling van ondervoeding tijdens het onderzoek, en eveneens het feit dat de 3 gebruikte indexen mogelijk niet de ware voedingsstatus weerspiegelen in HF, zoals het geval zou zijn geweest met de gevalideerde en uitgebreide Subjectieve Globale Beoordeling of de Mini Nutritional Assessment. De auteurs concluderen: ‘Ondervoeding gedefinieerd door eenvoudige voedingsscreeningen komt veel voor bij poliklinische patiënten met HF en biedt een kritische aanwijzing voor het stratificeren van patiënten met hoge sterfte. Verder onderzoek is nodig om na te gaan of voedingsgerelateerd management en interventie sterfte kan verminderen en de kwaliteit van leven verbeteren bij patiënten met HF die leven in het tijdperk van een vergrijzende samenleving.'
Referenties
Download de slide Vind dit artikel online op J Am Coll Cardiol HF
Deel deze pagina met collega's en vrienden: