Lagere spier-sympathische zenuwactiviteit in HFpEF patiënten met lipofiele, maar niet hydrofiele statines
Differential effects of lipophilic and hydrophilic statins on muscle sympathetic nerve activity in heart failure with preserved left ventricular ejection fraction
Literatuur - Tokuhisa H, Murai H, Okabe Y, et al. - Autonomic Neuroscience: Basic and Clinical 213 (2018) 8–14Introductie en methoden
In patiënten met HF met behouden ejectiefractie (HFpEF) is de sympathische zenuwactiviteit verhoogd, wat kan bijdragen aan een slechtere prognose [1,2]. Data suggereren dat lipofiele statines, die naast hun cholesterolverlagende werking ook de sympathische zenuwactiviteit verlagen in patiënten met hypertensie en HF met verlaagde ejectiefractie (HFrEF), mogelijk de diastolische dysfunctie verbeteren en de sterftecijfers verlagen in HFpEF patiënten [3,4]. Daarom werd getest of een behandeling met lipofiele statines de sympathische zenuwactiviteit in patiënten met HFpEF verlaagt.
Deze prospectieve cross-over studie onderzocht het effect van lipofiele en hydrofiele statines op de sympathische zenuwactiviteit in HFpEF patiënten, door de spier-sympathische zenuwactiviteit (MSNA) te meten. Uitkomsten van interesse waren de MSNA pulsfrequentie en puls-incidentie. Daarnaast werden ook echocardiografische parameters, plasma brain natriuretic peptide (BNP) concentraties en baroreflex-gevoeligheid geëvalueerd. Patiënten met diabetes, CKD, atriumfibrilleren, >10% ventriculair en/of atrium vervroegde contractie, pacemaker, secundaire hypertensie, geglyceerd hemoglobine >6,5%, eGFR <60 ml/min/1.73m2, acute gedecompenseerde HF, en acute CVD werden niet meegenomen in de studie, waardoor een studiepopulatie van 10 HFpEF patiënten overbleef.
HFpEF was gedefinieerd als linker ventriculaire ejectiefractie (LVEF) ≥45% volgens de richtlijnen van the Japanese Society of Cardiology [5]. Patiënten werden gerandomiseerd naar dagelijks 10 mg atorvastatine, een lipofiele statine, of 2,5 mg rosuvastatine, een hydrofiele statine, gedurende acht weken. Na een washout periode van een week werd de behandeling omgedraaid en kregen patiënten de andere statine toegediend voor acht weken.
Belangrijkste resultaten
- Atorvastatine was geassocieerd met een significant verlaagde MSNA pulsfrequentie (31.5 ± 6.3 vs. 47.5 ± 10.7 pulsen/min; P<0.01) en puls-incidentie (59.2 ± 14.2 vs. 75.8 ± 9.1 pulsen/100 hartslagen; P <0.05) in vergelijking met baseline.
- Rosuvastatine was niet geassocieerd met significante verschillen in MSNA pulsfrequentie en puls-incidentie in vergelijking met baseline.
- Geobserveerde veranderingen in MSNA pulsfrequentie na behandeling met atorvastatine (−16.7 ± 11.3 vs. −5.8 ± 11.8 pulsen/min; P<0.01) en puls-incidentie (−22.8 ± 26.0 vs. −9.0 ± 22.0 pulsen/100 hartslagen; P <0.01) verschilden significant van de rosuvastatine behandeling.
- Er was geen significant verschil in echocardiografische parameters, plasma BNP-waarden, of baroreflex-gevoeligheid tussen de twee behandelingen.
- Reducties in MSNA parameters waren niet gecorreleerd aan LDL-C-concentraties.
Conclusie
In een prospectieve, cross-over studie met tien HFpEF patiënten was behandeling met atorvastatine geassocieerd met een verlaagde MSNA, zonder effect op de baroreflex-gevoeligheid, terwijl rosuvastatine geen significant effect had op MSNA. De auteurs suggereren dat alleen lipofiele statines een voordelig effect hebben op de sympathische zenuwactiviteit in deze patiënten, onafhankelijk van de LDL-C verlagende werking.
Deel deze pagina met collega's en vrienden: