Parodontitis negatief effect op succes van bloeddrukverlagende therapie bij hoge BP
Poor Oral Health and Blood Pressure Control Among US Hypertensive Adults
Introductie en methoden
Parodontitis, een chronische inflammatoire aandoening van weefsels rondom de tanden [1], is geassocieerd met vele CV risicofactoren en gerelateerde ziekten, zoals endotheeldysfunctie [2-4], hypertensie [5,6], atherosclerose [7,8] en majeure CV events [5,6,9-12]. Hoewel sommige studies voordelige effecten hebben laten zien van parodontale behandeling op bloeddruk (BP) [13,14], ontbreken data over het effect van parodontitis op BP regulatie in patiënten op bloeddrukverlagende therapie. Daarom onderzocht deze studie de relatie tussen parodontitis en ongereguleerde hypertensie in behandelde patiënten die deelnamen aan de National Health and Nutrition Examination Survey (NHANES).
Deze retrospectieve cross-sectionele analyse van de NHANES onderzocht arteriële BP in hypertensieve volwassen met (n=1834) versus zonder (n=1694) parodontitis van ≥30 jaar met voorgeschreven medicijnen voor hoge BP en met minstens één natuurlijke tand. Individuen met een geschiedenis van harttransplantatie, kunstklep, aangeboren hartafwijking zonder mitralisklepprolaps, of bacteriële endocarditis werden uitgesloten van parodontaal onderzoek.
Ziekte-ernst werd gedefinieerd als mild, matig of ernstig volgens het gouden standaard gehele mond-parodontitis surveillance protocol, volgens voorgestelde casusdefinitie van de Centers for Disease Control and Prevention/American Academy of Periodontology [1]. Arteriële BP werd gemeten door getrainde en ‘gekalibreerde’ artsen met behulp van een kwik-bloeddrukmeter volgens gestandaardiseerde BP meetprotocollen. [15].
Belangrijkste resultaten
- Behandelde hypertensieve volwassenen met parodontitis lieten hogere systolische BP (SBP) zien (133.43±19.7 mmHg) vergeleken met diegenen zonder parodontitis (131.17±19.5 mmHg) (verschil: 2.3 mmHg, P<0.001), wat toenam tot een verschil van 3.06 mmHg na aanvullende correcties (P<0.001).
- Behandelde hypertensieve volwassenen met parodontitis hadden een 20% hoger risico op onsuccesvolle bloeddrukverlagende therapie, in vergelijking met diegenen zonder parodontitis, wat niet langer statistisch significant was na correctie voor CRP (OR: 1.19, 95%CI: 0.91–1.54, P=0.205).
- Kwartielen voor parodontitis-ernst werden geïdentificeerd op 1.07, 1.53, 2.01 en 6.03 mm voor probing depth (PD) en op 1.02, 1.56, 2.35 en 11.33 voor klinisch aanhechtingsverlies (CAL). Behandelde hypertensieve patiënten in het hoogste kwartiel van parodontale scores lieten significant hogere OR’s van ongereguleerde BP zien, in vergelijking met het laagste kwartiel (beide OR: 1.26, 95%CI: 1.04-1.52, P=0.018), wat significant bleef in multivariabele analyses, behalve bij correctie voor CRP.
- In alle leeftijdsgroepen van werd slechtere SBP behaald in behandelde patiënten met vs. zonder parodontitis (ΔSBP tussen groepen volgens model 2: 30–44 jaar: 2.05 mmHg, P<0.0001; 45–64 jaar: 2.30 mmHg, P<0.0001; ≥65 jaar: 2.50 mmHg, P<0.0001).
- Analyse van parodontale ziekte-ernst liet zien dat deelnemers met matige ziekte hogere SBP hadden (133.59±4.6) dan diegenen met milde ziekte (128.14±4.7, P<0.001) en diegenen zonder parodontitis (131.08±5.0, P<0.001). Diegenen met ernstige ziekte hadden significant (Bonferroni-correctie voor meerdere vergelijkingen) hogere SBP (134.22±4.1) dan alle overige klasses van ziekte-ernst.
- Cubic spline analyse van de relatie tussen PD (een maat voor acute ziekte) of CAL (chronische ziekte) en SBP tussen verschillende leeftijdsranges suggereerde dat PD SBP meer beïnvloedt in jongere deelnemers en CAL meer effecten had op SBP in ouderen.
- Onder onbehandelde hypertensieve patiënten (n=460) was de gemiddelde SBP 2.8-7.6 mmHg hoger in diegenen met parodontitis, in vergelijking met diegenen zonder parodontitis, afhankelijk van het correctiemodel.
- Wanneer de prevalenties van een bloeddruk onder vs. boven de BP-grens van 130/80 mmHg werden beoordeeld, werd geen verschil gezien op basis van parodontitis in onbehandelde patiënten (met parodontitis onder vs. boven 130/80 mmHg: 15.9% vs. 33.8%, vs. geen parodontitis: 17.4% vs. 32.9%, P=0.552), in tegenstelling tot wat werd gezien in behandelde patiënten (met parodontitis: 20.9% vs. 31%, vs. geen parodontitis: 21.5% vs. 26.6%, P=0.007), van wie meer deelnemers met parodontitis een BP boven deze drempel hadden.
Conclusie
Hypertensieve patiënten zonder parodontitis laten betere SBP zien gedurende bloeddrukverlagende therapie van ongeveer 2.3-3.0 mmHg en lagere odds voor onsuccesvolle therapie dan hypertensieve patiënten zonder parodontitis. Deze data suggereren dat bloeddrukverlagende therapie mogelijk minder effectief is bij parodontitis in vergelijking met goede mondgezondheid. Specifieke onderzoeken kunnen zich richten op het effect van parodontale therapie op BP in behandelde hypertensieve patiënten.
Deel deze pagina met collega's en vrienden: