NOAC veilig en effectief in NVAF patiënten met polyfarmacie
Influence of Polypharmacy on the Effectiveness and Safety of Rivaroxaban versus Warfarin in Patients with Nonvalvular Atrial Fibrillation
Literatuur - Martinez BK, Baker WL, Sood NA et al., - Pharmacotherapy. First published: 31 December 2018 https://doi.org/10.1002/phar.2213Introductie en methoden
Comorbiditeiten komen veel voor in patiënten met niet-valvulair atriumfibrilleren (NVAF)[1]. Een gevolg van het hebben van meerdere comorbiditeiten is dat patiënten met NVAF een hoger risico hebben op trombo-embolische events [2], en dat ze diverse chronische, niet-antistollingsmedicatie behoeven [1, 3-6]. Polyfarmacie is geassocieerd met een risico op drug-drug-interacties [4], trombotische events en majeure bloeding [5] en een lagere tijd in therapeutische range (TTR) in patiënten op warfarine [7].
Deze studie beoogde de effectiviteit en veiligheid te vergelijken van rivaroxaban en warfarine in patiënten met NVAF die in de dagelijkse praktijk behandeld worden, met uiteenlopende mate van polyfarmacie. Hiertoe werd een retrospectieve claims-analyse uitgevoerd van United States Truven MarketScan data van november 2012 – maart 2017. Truven MarketScan is een combinatie van een commerciële en een Medicare aanvullende database, en beslaat alle leeftijdsgroepen en zowel ambtelijke als publieke organisaties, die ongeveer 240 miljoen levens weerspiegelen.
Patiënten naïef voor orale anticoagulantia (OAC) in de 12 maanden voorafgaand aan de dag van de eerste kwalificerende rivaroxaban- of warfarine-afgifte werden geïncludeerd. Geïncludeerde patiënten hadden ten minste twee (poli)klinische ICD codes voor AF (behalve codes die klepziekte suggereren), hadden polyfarmacie met ≥5 unieke chronische geneesmiddelen. Een secundaire analyse werd uitgevoerd in individuen met aanzienlijke polyfarmacie (≥10 chronische middelen). Elke geïncludeerde rivaroxabangebruiker werd gematcht volgens propensity scores aan een warfarinegebruiker, apart voor de ≥5 en ≥10 polyfarmacie-analyses. De primaire effectiviteitsuitkomst was stroke of systemische embolie (SSE) en majeure bloeding was het primaire veiligheidseindpunt.
Belangrijkste resultaten
- Van 128786 patiënten met NVAF, namen 57.8% ≥5 gelijktijdige middelen, en 7.6% ≥10. In 13981 patiënten op rivaroxaban die waren gematched met warfarinegebruikers, was de mediane follow-up 1.7 jaar (IQR: 0.7-3.0). De mediane leeftijd was 71 (IQR: 62-80), de mediane CHA2DS2-VASc was 3 (IQR: 2-4) en aangepaste HAS-BLED was 2 (IQR: 1-3).
- In patiënten die ≥5 chronische middelen namen, was behandeling met rivaroxaban vs. warfarine, geassocieerd met een 34% significant lager risico op SSE (HR: 0.66, 95%CI: 0.50-0.88), en 40% lager risico op ischemische stroke alleen (HR: 0.60, 95%CI: 0.43-0.84).
- Er werd geen significant verschil in majeure bloeding gezien tussen patiënten behandeld met rivaroxaban en warfarine (HR: 1.08, 95%CI: 0.92-1.28).
- In patiënten met aanzienlijke polyfarmacie (n=3530), was de mediane follow-up 1.4 jaar (IQR: 0.6-2.7), de mediane leeftijd 72 jaar (IQR: 63-79) en de mediane CHA2DS2-VASc 4 (IQR: 3-5) en aangepaste HAS-BLED was 2 (IQR: 2-3).
- In patiënten die ≥10 middelen nemen, was rivaroxaban niet geassocieerd met significante reductie van SSE (HR: 0.44, 95%CI: 0.17-1.12) of ischemische stroke (HR: 0.62, 95%CI: 0.22-1.78). er werd geen significant verschil in majeure bloeding gezien tussen de behandelgroepen (HR: 1.07, 95%CI: 0.73-1.58).
Conclusie
Deze data suggereren dat rivaroxaban geassocieerd is met een lagere frequentie van SSE en ischemische stroke en vergelijkbare frequentie van bloeding in patiënten met NVAF die ten minste vijf niet-OAC chronische geneesmiddelen nemen, in vergelijking met warfarine. Er werd geen significant verschil gezien tussen de behandelgroepen in patiënten die ten minste 10 chronische middelen gebruiken.
Deel deze pagina met collega's en vrienden: