Cardiovasculaire Geneeskunde.nl

Consensus statement: Hoe anti-inflammatoire effecten van lipidenverlagende therapie te herkennen?

Nieuws - 8 jan. 2019

De werkgroep voor atherosclerosis and vascular biology van de European Society of Cardiology publiceerde een position paper, waarin een overzicht wordt gegeven van anti-inflammatoire effecten van lipidenverlagende medicatie en consensus statements over het identificeren van deze effecten.

Het blijft onderwerp van discussie of anti-inflammatoire effecten van lipidenverlagende therapie in atherosclerose onafhankelijk zijn van een afname in LDL-c. De recente introductie van PCSK9-remmers gaf nieuwe inzichten in de rol van lipiden in immuun- en inflammatoire reacties in atherosclerose. Deze bevindingen leidden, samen met resultaten van IL-1β remming, tot een discussie over de vraag of gepersonaliseerde behandeling gebaseerd kan worden op lipidenwaarden en inflammatoire biomarkers in reactie op lipidenverlagende en/of anti-inflammatoire therapie.

Om een conclusie te trekken over mogelijke mechanismen onderliggend aan deze observaties, heeft de werkgroep kritisch gekeken naar resultaten uit zowel experimentele als klinische studies naar anti-inflammatoire werking van lipidenverlagende therapie en deze met elkaar geïntegreerd, en een consensus statement opgesteld over hoe anti-inflammatoire effecten van een lipidenverlagende behandeling geïdentificeerd kan worden.

Hoewel het causale effect van verhoogde LDL-c waarden op inflammatie in atherosclerose algemeen erkend wordt, is het minder bekend dat immuuncellen ook het lipidenmetabolisme in atherogenese beïnvloeden. Enerzijds heeft het lipidenmetabolisme sterke effecten op zowel het aangeboren als het adaptieve immuunsysteem via verschillende mechanismen. Anderzijds reguleren zowel aangeboren als adaptieve immuunprocessen het lipidenmetabolisme, wat leidt tot een vicieuze cirkel die atherogenese bevordert. Studies naar het effect van anti-inflammatoire therapieën hebben tegenstrijdige resultaten laten zien. Samen wijzen ze op het belang van het monitoren van lipidenwaarden in anti-inflammatie studies voor CV preventie.

De huidige therapie voor secundaire preventie van atherosclerose bestaat uit statines, die volgens experimentele en klinische data zowel anti-inflammatoire als immunomodulerende eigenschappen hebben. Het blijft onbekend of de werking van statines, ten minste gedeeltelijk, onafhankelijk kan zijn van hun lipidenverlagende effecten, omdat orale statines nauwelijks plaqueinflammatie beïnvloeden in de mens. Van niet-statine lipidenverlagende medicatie zijn anti-inflammatoire effecten aangetoond (bijvoorbeeld met PCSK9-remmers), wat het bestaan van een relatie tussen lipiden en inflammatie onderschrijft. Het position paper bespreekt het beschikbare bewijs voor deze relatie in meer detail.

Op basis van de beoordeelde bewijsvoering, stelde werkgroep de volgende consensus statements samen:

1. Ondanks cholesterolverlagende effecten door verschillende mechanismen, delen de meeste lipidenverlagende behandelingen, waaronder dieetinterventies, anti-inflammatoire en immunomodulerende eigenschappen, die van klinisch belang zijn om behandeleffecten te voorspellen.

2. Het gebruik van surrogaten voor zowel het lipidenmetabolisme als inflammatie, als biomarkers of beeldvorming van vasculaire inflammatie in toekomstige studies leidt mogelijk tot een beter begrip van het relatieve belang van verschillende onderliggende mechanismen.

3. Vergelijkende studies naar verdere lipidenverlaging, anti-inflammatie en een combinatie van beide zullen cruciaal zijn om specifieke of gedeelde effecten van elke behandelstrategie te identificeren.

Vind dit artikel online op Cardiovascular Research

Deel deze pagina met collega's en vrienden: