Rompvet gerelateerd aan hoger, maar beenvet met lager CVD-risico in post-menopausale vrouwen met normaal BMI
Data van Amerikaanse postmenopausale vrouwen met normaal BMI tonen dat rompvet en beenvet tegengestelde relaties hebben met CVD risico, terwijl totaal lichaamsvet geen significante relatie had met CVD risico.
Association between regional body fat and cardiovascular disease risk among postmenopausal women with normal body mass indexLiteratuur - Chen G-C, Arthur R, Iyengar NM, et al., - Eur Heart J. 19: 40(34); 2849-2855. https://doi.org/10.1093/eurheartj/ehz391
Introductie en methoden
Hoewel body mass index (BMI) veel gebruikt wordt in de klinische praktijk en in onderzoek, zijn de beperkingen van het gebruik als benadering voor adipositas bekend. BMI maakt geen onderscheid tussen vetmassa en vetvrije massa. Daardoor kunnen individuen in dezelfde BMI categorie zeer verschillende vetverdeling en daarmee gezondheidsrisico’s hebben. Bijvoorbeeld onder mensen met een normaal BMI, hebben diegenen met een grotere tailleomtrek een hoger CVD risico [1-3].
De biologische functie van vetweefsel hangt af van de locatie, met tegengestelde effecten in het boven- en onderlichaam, namelijk schadelijk vs. gunstig. Dit heeft gevolgen voor allerlei metabole processen, zoals glucoseregulatie en vetopslag [4-6]. Opstapelend bewijs doet vermoeden dat romp-vetmassa een sterke voorspeller is van ongunstige metabole eigenschappen die CVD risico verhogen. Meer beenvet daarentegen zou in verband kunnen staan met lager risico op metabole stoornissen [7-10].
Metabole veranderingen worden gezien in postmenopausale vrouwen, met name door een verschuiving van subcutaan naar intra-abdominaal visceraal vet [11]. Er zijn nog geen studies die de impact van lokale vetopstapeling in postmenopausale vrouwen met normaal BMi hebben onderzocht. Deze studie bestudeerde daarom de associaties van totaal-lichaamsvet, bovenlichaam (romp) vet en onderlichaam (been) vet met risico op CVD in postmenopausale vrouwen met normaal BMI. Ze maakten gebruik van lichaamssamenstellingsdata van duale energie X-ray absorptiometrie (DXA) in een subset van de Women’s Health Initiative (WHI)[12]. 11393 Vrouwen ondergingen DXA scans van het hele lichaam bij inclusie (1993-1998), van wie 3464 een normaal BMI (18.5 to <25 kg/m²) hadden. 781 Van hen werden geëxcludeerd vanwege een CV conditie op baseline, of het hebben van incomplete data, waardoor 2683 individuen overbleven voor de huidige analyse. Tijdens een mediane 17.9 jaar follow-up (40421 persoonsjaren) traden 291 incidente CVD events op (202 CHD en 105 stroke, 16 vrouwen hadden beide).
Belangrijkste resultaten
- Zowel romp- als beenvet correleerden met totaal lichaamsvet en ze correleerden positief met elkaar (r=0.39).
- Na correctie voor leeftijd en ras/etniciteit was totaal lichaamsvet niet significant gerelateerd aan CVD risk (P-trend >0.05).
- Rompvet was positief geassocieerd met risico op CVD (P-trend <0.001), en beenvet omgekeerd (P-trend =0.003). Verdere correctie voor demografische, leefstijl en klinische risicofactoren gaf vergelijkbare resultaten.
- Vergelijking van het hoogste met het laagste kwartiel gaf 1.91 (95% CI 1.33–2.74; P-trend<0.001) voor % rompvet en 0.62 (95% CI 0.43–0.89; P-trend=0.008) voor % beenvet. Vergelijkbare resultaten werden gezien voor absolute romp- of beenvetmassa.
- Elke SD toename van % rompvetmassa gaf 32% hoger risico in het meer gecorrigeerde model (95%CI: 1.16-1.51), en voor % beenvetmassa een 15% lager risico op CVD (95%CI: 0.76-0.96).
- Een hogere romp-beenvet-ratio was geassocieerd met een hoger risico op CVD (HR: 1.99, 95%CI: 1.39-2.85, P-trend <0.001). Per SD stijging van de ratio, nam het risico toe met 31% (95%CI: 1.19-1.46).
- Combineren van de locale vetmaten toonde dat vrouwen met het hoogste % rompvet en het laagste % beenvet en extra hoog CVD risico hadden (HR: 3.33, 95%CI: 1.46-7.63), ten opzichte van diegenen in de tegenoverliggende extreme tertielen van beide maten.
Conclusie
Deze analyse van data van Amerikaanse postmenopausale vrouwen met normaal BMI laat zien dat totaal lichaamsvet niet geassocieerd is met CVD risico. Bovenlichaams- en onderlichaamsvet daarentegen, toonden contrasterende verbanden met CVD risico, namelijk dat rompvet gerelateerd was aan een hoger CVD risico en meer beenvet met een lager CVD risico. De combinatie van veel rompvet en weinig beenvet geeft vrouwen een drie keer zo hoog risico op CVD dan diegenen met weinig romp- en veel beenvet.
Redactioneel commentaar
In hun redactioneel commentaar [13] merken Blüher en Laufs op dat diverse typen bewijsvoering wijzen in de richting dat vetverdeling CV morbiditeit en mortaliteit in sterkere mate bepaalt dan toegenomen vetmassa. Deze studie van Chen en collega’s levert verder bewijs voor het belang van vetverdeling als determinant van ASCVD risico. Blüher en Laufs merken op dat deze studie “nieuwe concepten kunnen inspireren over hoe een disbalans tussen ‘atherogene’ en anti-atherogene’ vetdepots kunnen bijdragen aan vasculaire schade”.
Uiteenlopende studies hebben inzicht verschaft in verschillende aspecten van de relatie tussen cardiometabole factoren en CVD risico, zowel in normaal gewicht, overgewicht, en obese individuen. Data doen vermoeden dat het belang van mechanismen die de nadelige effecten van buikvet en de mogelijke positieve effecten van beenvet linken aan hoger ASCVD risico met name tot uiting komen in individuen met laag BMI. In diegenen met hoger totaal lichaamsvet en geassocieerde nadelige factoren zouden de effecten van deze mechanismen afgezwakt kunnen zijn.
Blüher and Laufs gaan daarna in op de vraag of rompvet gevaarlijk, en beenvet beschermend is. Ze stellen dat subcutaan beenvet zou kunnen fungeren als een metabool ‘inert’ vat, dat geen schadelijke vetweefsel-dysfunctie induceert. Ook kan het zijn dat beenvet minder van de potentieel schadelijke metabolieten afgeeft, zoals vrije vetzuren. Bovendien werpen ze de hypothese op dat beenvet direct zou kunnen beschermen tegen ASCVD door anti-atherogene en anti-inflammatoire factoren. Daarom concluderen Blüher en Laufs dat een nadelige vetverdeling CVD risico zou kunnen verhogen, onafhankelijk van lichaamsvetmassa. Een intacte balans tussen mogelijk schadelijke ectopische vetdepots en veiliger of zelfs gunstige vetopslag kan dan cardioprotectief zijn. Het moet echter nog wel worden opgehelderd hoe de nadelige vetdistributie kan ontstaan, en hoe het in verband staat met atherosclerose.
Referenties
1. Romero-Corral A, Lopez-Jimenez F, Sierra-Johnson J, et al. Differentiating between body fat and lean mass-how should we measure obesity? Nat Clin Pract Endocrinol Metab 2008;4:322–323.
2. Sahakyan KR, Somers VK, Rodriguez-Escudero JP, et al. Normal-weight central obesity: implications for total and cardiovascular mortality. Ann Intern Med 2015;163:827–835.
3. Zhang C, Rexrode KM, van Dam RM, et al. Abdominal obesity and the risk of all-cause, cardiovascular, and cancer mortality: sixteen years of follow-up in US women. Circulation 2008;117:1658–1667.
4. Karpe F, Pinnick KE. Biology of upper-body and lower-body adipose tissue—link to whole-body phenotypes. Nat Rev Endocrinol 2015;11:90–100.
5. Stefan N, Schick F, Haring HU. Causes, characteristics, and consequences of metabolically unhealthy normal weight in humans. Cell Metab 2017;26:292–300.
6. Tchkonia T, Thomou T, Zhu Y et al. Mechanisms and metabolic implications of regional differences among fat depots. Cell Metab 2013;17:644–656.
7. Snijder MB, Dekker JM, Visser M, et al. Trunk fat and leg fat have independent and opposite
associations with fasting and postload glucose levels: the Hoorn study. Diabetes Care 2004;27:372–377.
8. Van Pelt RE, Jankowski CM, Gozansky WS, et al. Lower body adiposity and metabolic protection in postmenopausal women. J Clin Endocrinol Metab 2005;90:4573–4578.
9. Vasan SK, Osmond C, Canoy D, et al. Comparison of regional fat measurements by dual-energy X-ray absorptiometry and conventional anthropometry and their association with markers of diabetes and cardiovascular disease risk. Int J Obes (Lond) 2018;42:850–857.
10. Williams MJ, Hunter GR, Kekes-Szabo T, et al. Regional fat distribution in women and risk of cardiovascular disease. Am J Clin Nutr 1997;65:855–860.
11. Jafari Nasabian P, Inglis JE, Reilly W, et al. Aging human body: changes in bone, muscle and body fat with consequent changes in nutrient intake. J Endocrinol 2017;234:R37–R51.
12. Design of the Women’s Health Initiative clinical trial and observational study. The Women’s Health Initiative Study Group. Control Clin Trials 1998;19:61–109.
13. Blüher M and Laufs U. New concepts for body shape-related cardiovascular risk: role of fat distribution and adipose tissue function. Eur Heart J. 2019:40; 2856-2858