Cardiovasculaire Geneeskunde.nl

Rokende ouders verhogen AF risico in kinderen

Childhood Tobacco Smoke Exposure and Risk of Atrial Fibrillation in Adulthood

Literatuur - Groh CA, Vittinghoff E, Benjamin EJ et al., - J Am Coll Cardiol 2019: 74(13). DOI: 10.1016/j.jacc.2019.07.060

Introductie en methoden

Diverse grote epidemiologische studies hebben een verband beschreven tussen sigaretten roken en incident atriumfibrilleren (AF), met schattingen dat tot wel 7% van alle AF kan worden toegeschreven aan roken [1-3]. De auteurs van deze studie hebben eerder gepubliceerd dat blootstelling aan sigarettenrook in utero of als kind het risico op AF later in het leven kan verhogen [4]. Als dit waar is, kunnen deze bevindingen een motivatie vormen voor rokers om te stoppen en voor potentiële rokers om niet te starten. Bovendien kunnen de bevindingen wijzen op nieuwe mechanismen betrokken in AF pathogenese. Genoemde studie was echter gebaseerd op zelf-gerapporteerde rookstatus, dus kan recall bias een rol gespeeld hebben.

Deze studie gebruikte daarom data van de multi-generationele Framingham Heart Study [5,6] om de hypothese te testen dat ouderlijk roken AF in het nageslacht kan voorspellen. Hiertoe werden data gebruikt van alle Framingham Offspring cohort-deelnemers met ten minste 1 ouder in het Original cohort met bekende rookstatus op enig moment tot de kinderen 18 werden. Het Offspring cohort startte in 1971. Het Original cohort werd ongeveer elke 2 tot 4 jaar geëvalueerd en het Offspring cohort elke 4 tot 8 jaar. Tijdens de periodes tussen de onderzoeken, stonden deelnemers onder routinematige monitoring voor CV uitkomsten met behulp van externe medische dossiers en doktersbezoeken. De meest recente onderzoeksperiode voor beide cohorten werd in 2014 beëindigd. Geverifieerde informatie over roken door de ouders was beschikbaar voor 2816 (van de 5124) deelnemers van het Offspring cohort, van wie 82% werd blootgesteld aan tweedehands rook op enig moment in de kindertijd.

Belangrijkste resultaten

Conclusie

Deze analyse in de Original en Offspring cohorten van de Framingham Study toont dat blootstelling aan rokende ouders geassocieerd is met een hoger risico op AF in de kinderen. Deze relatie lijkt deels gemedieerd door een grotere kans dat de kinderen zelf roken, nadat ze in hun kindertijd zijn blootgesteld aan rokende ouders.

Redactioneel commentaar

Alanna Chamberlain [8] ziet een uniek voordeel in de opzet van deze analyse in het koppelen van rookstatus-data in de ouders totdat hun kinderen 18 worden, en uitgebreide follow-up van de kinderen, voor verificatie van AF events. Een beperking is dat geen data over rookstatus van de ouders beschikbaar was voor 45% van de deelnemers in het Offspring cohort, en deze deelnemers werden geëxcludeerd. De auteurs schreven dat rookstatus-verificatie niet werd gedaan tussen 1948 en 1955, toen men zich niet bewust was van de schadelijke effecten van roken. Inderdaad kunnen temporele tendensen in gedrag en houding ten aanzien van roken en het aantal en typen sigaretten dat gerookt wordt, het risico in de tijd beïnvloeden, en dit kan een effect hebben gehad op de resultaten. De bevindingen roepen ook de vraag op hoe ofwel directe of tweedehandsblootstelling aan andere tabaksproducten het AF risico beïnvloeden.

Chamberlain merkt op dat als meer mensen stoppen met roken, dit downstream effecten kan hebben op het starten met roken in kinderen, aangezien de studie aantoonde dat kinderen een hogere kans hebben dat ze gaan roken als hun ouders dit deden. Artsen moeten daarom geen kans voorbij laten gaan om de schadelijke effecten van zowel tabaksgebruik als van tweedehands rook te bespreken met hun rokende en niet-rokende patiënten. Deze studie benadrukt het belang van het managen van te beïnvloeden risicofactoren, waaronder dus ook tweedehands rook, om het risico op AF te verlagen.

Referenties

Toon referenties

Vind dit artikel online op J Am Coll Cardiol

Deel deze pagina met collega's en vrienden: