Starten van CV-preventiemedicatie heeft positieve en negatieve invloed op leefstijlfactoren
Lifestyle Changes in Relation to Initiation of Antihypertensive and Lipid‐Lowering Medication: A Cohort Study
Introductie en methoden
Antihypertensiva en statines worden steeds meer gebruikt voor primaire CV-preventie. Leefstijlaanpassing blijft een centrale rol spelen bij preventie van CVD, zowel voor als tijdens inzet van farmacologische behandeling.
Er is weinig bekend over of en hoe starten van preventieve medicatie invloed heeft op leefstijl. De verwachte effectiviteit van geneesmiddelen kan mensen motiveren om een leefstijl aan te nemen die ook ziekte voorkomt. Andersom kan het ook zijn dat individuen minder gezonde keuzes maken wanneer ze medicatie gebruiken. Er is aangetoond dat mensen met een nieuwe diagnose van CVD of diabetes sommige leefstijlfactoren verbeterden, evenals mensen met hypertensie of hyperlipidemie die startten met medicatie. Andere studies rapporteerden echter dat mensen die met statines startten [1] of ze al gebruikten [2,3], of antihypertensiva kregen [4] lagere fysieke activiteit hadden dan mensen die deze middelen iet kregen.
De US NHANES data hebben ook aangetoond dat in de vroege jaren ’00, statinegebruikers een lagere calorische en vetinname hadden dan niet-statinegebruikers, terwijl dit verschil verdween midden jaren ’00, en omgekeerd was in 2010 [5]. Het is ook beschreven dat de prevalentie van obesitas sneller toeneemt onder gebruikers [3,5].
Deze studie beoogde te bepalen in welke mate starten met antihypertensiva of statines veranderingen in leefstijlfactoren voorspelt, zoals BMI, fysieke activiteit in de vrije tijd, alcoholgebruik en roken. Herhaalde observationele data van een groot Fins cohort van volwassenen werd gebruikt, om de vraag te beantwoorden of starten met preventieve medicatie eerder een gezonde leefstijl complementeert of deze vervangt. Data werden verkregen met behulp van vragenlijsten die met intervallen van vier jaar werden afgenomen tussen 2000 en 2013 (gemiddelde respons: 70%)[6]. Deelnemers die aan twee opeenvolgende survey’s meededen, die >40 jaar waren en zonder CVD bij de eerste vragenlijst, werden geïncludeerd (n=41.225). De data werden georganiseerd in drie pre-post datasets met verschillende baselines en bijbehorende follow-up (bijv. 2000-2002 met 2004-2205 als follow-up). Data over medicatiegebruik werd geverifieerd met data van apotheekclaims.
Belangrijkste resultaten
- in het totale cohort werden 8.837 (10.8%) mensen gezien als starters met preventieve medicatie, 26.914 (32.9%) als prevalente gebruikers en 46,021 (56.3%) niet-starters.
- In een volledig gecorrigeerd model was de gemiddelde toename van BMI groter in starters van medicatie (verschil in verandering: 0.19, 95%CI: 0.16-0.22). Onder deelnemers die obees of niet-obees waren bij de eerste survey, toonden starters in beide groepen een hogere kans op obesitas bij survey 2 dan niet-starters (obees: HR: 1.37, 95%CI: 1.15-1.65, niet-obees: HR: 1.82, 95%CI: 1.63-2.03).
- Gemiddelde MET uren/dag nam af onder starters ten opzichte van niet-starters (-0.09, 95%CI: -0.16 to -0.02). Ongeacht baseline activiteit, waren starters vaker fysiek inactief bij survey 2.
- Starters toonden een afname van gemiddelde wekelijkse alcoholinname ten opzichte van niet-starters (-1.85 g/week, 95%CI: -3.67 tot -0.14).
- Baseline rokers die medicatie startten hadden een grotere kans dat ze met roken stopeten dan rokers die niet behandeld werden (adjOR: 0.74, 95%CI: 0.64-0.85). En starters die tijdens twee surveys rookten verminderden hun aantal sigaretten/dag meer dan diegenen die geen medicatie startten (adj-verschil in verandering van aantal: -0.34, 95%CI: -0.60 tot -0.08).
- In deelnemers met 0-2 ongezonde leefstijlgewoonten op baseline was de adjOR om 3-4 ongezonde gewoontes te hebben bij survey 2 1.66 (95%CI: 1.40-1.98) voor starters vs. niet-starters.
Conclusie
In dit grote Finse cohort van volwassenen zonder CVD, lieten mensen die preventieve CV therapie startten vaker een hoger BMI, een hogere kans om obees of fysiek inactief te worden na ongeveer vier jaar dan personen die niet begonnen met preventieve medicatie. Deze observaties onderschrijven de vervangingshypothese. Resultaten over roken en alcoholinname waren in lijn met de complementeer-hypothese, namelijk dat diegenen die preventieve medicatie starten, dit soort gedrag verminderen.
Deel deze pagina met collega's en vrienden: