Cardiovasculaire Geneeskunde.nl

Problemen in het katheterisatielab tijdens de COVID-19 uitbraak

Catheterization Laboratory Considerations During the Coronavirus (COVID-19) Pandemic: From ACC’s Interventional Council and SCAI

Literatuur - Welt FGP, Shah PB, Aronow HD et al., - JACC 2020, https://doi.org/10.1016/j.jacc.2020.03.021

De ACC Interventional Council en de Society of Cardiovascular Angiography and Intervention (SCAI) hebben gezamenlijk een artikel gepubliceerd om problemen te bespreken waarmee katheterisatielaboratoriumpersoneel te maken heeft tijdens de COVID-19-pandemie. Dat is nodig omdat de huidige COVID-19-uitbraak een dynamische situatie betreft met een beperkte hoeveelheid aan beschikbare data en waarbij lokale omstandigheden behoorlijk kunnen verschillen.

Electieve patiënten voor het katheterisatielaboratorium

Het lijkt acceptabel om electieve procedures te vermijden bij patiënten met significante comorbiditeiten, of bij wie ziekenhuisopname naar verwachting >1-2 dagen zal zijn, of bij wie vereiste intensive care-behandeling wordt verwacht. Procedures die uitgesteld kunnen worden zijn: PCI voor stabiele ischemische hartziekte, endovasculaire interventie voor ilio-femorale aandoeningen bij claudicatio of PFO-sluiting. Het uitstellen van procedures bij sommige patiënten kan nadelige effecten hebben en daarom moeten er geïndividualiseerde beslissingen worden genomen, waarbij het risico van blootstelling aan COVID-19 moet worden afgewogen tegen het risico van vertraging in diagnose of therapie.

STEMI-patiënten

Een artikel uit China beschreef een protocol voor snelle nucleïnezuurtesten en fibrinolytische therapie bij COVID-19-patiënten met STEMI [1]. Echter in veel landen is primaire PCI routineprocedure bij STEMI-patiënten en is er een beperking in de toegang tot snelle nucleïnezuurtesten. Bij relatief stabiele STEMI-patiënten die met COVID-19 zijn geïnfecteerd, kan fibrinolyse een therapeutische optie zijn. Wanneer primaire PCI wordt uitgevoerd bij STEMI-patiënten met actieve COVID-19, dient het personeel persoonlijk beschermingsmateriaal (PPE) te dragen. Het gebruik van Powered Air Purifying Respirator (PAPR)-systemen is ook redelijk, met name voor brakende patiënten of patiënten die reanimatie en/of intubatie nodig hebben.

NSTEMI-patiënten

Er is tijd voor diagnostische tests voor COVID-19 bij de meeste patiënten met NSTEMI voordat ze hartkatheterisatie ondergaan, wat resulteert in meer informatie over infectieregulatie.

Bij de personen die zijn gerevasculariseerd, is snel ontslag uit het ziekenhuis belangrijk om de beschikbaarheid van bedden te maximaliseren en blootstelling in het ziekenhuis voor de NSTEMI-patiënten te verminderen. Bij correct geselecteerde NSTEMI-patiënten met COVID-19-infectie, met name patiënten met type 2 MI en patiënten die hemodynamisch stabiel zijn, is conservatieve therapie voorgesteld. Recente verslagen publiceerden 7% acuut hartletsel bij COVID-19-patiënten, ofwel type 2 MI of myocarditis [2]. De risico's en voordelen van infectieregulatie moeten worden afgewogen, rekening houdend met alle genoemde factoren.

Patiënten die intubatie, afzuiging of reanimatie nodig hebben

Het risico op infectie van personeel wordt verhoogd met procedures zoals intubatie, afzuiging en actieve reanimatie (door aerosolisatie van respiratoire secreties). Intubatie van (vermoedelijk) geïnfecteerde patiënten dient plaats te vinden vóór aankomst in het katheterisatielaboratorium. Het is voorgesteld om HEPA-filters te plaatsen tussen buis en zak tijdens handmatige beademing van een patiënt met reanimatoren (‘bagging’). Andere suggesties zijn onder meer het gebruik van BIPAP-machines met gesloten circuit en nauwe coördinatie met kritisch zorgpersoneel, ID en anesthesie personeel om verspreiding van infectie te voorkomen.

Toewijzing van middelen en bescherming van zorgpersoneel

Het zorgpersoneel kan blootgesteld worden aan het virus, geïnfecteerd raken en in quarantaine worden geplaatst, en in combinatie met moeilijkheden thuis door schoolsluitingen, kan dit leiden tot personeelstekort. Specifieke overwegingen voor specialistisch zorgpersoneel lijkt voor de hand liggend, zoals het scheiden van personeel met overlappende vaardigheden. Sommige procedures (zoals plaatsing van de longslagaderkatheter, pericardiocentese en intra-aortale ballonpompinjectie) moeten nu mogelijk in bed worden uitgevoerd om transport van patiënten te voorkomen. Indien mogelijk moeten patiënten met (vermoedelijke) COVID-19 infectie aan het einde van de werkdag worden behandeld, rekening houdend met de terminale reinigingen als een COVID-19 patiënt in het kathlab is geweest. Ook is het mogelijk dat één laboratorium aangewezen wordt voor COVID-19-patiënten.

Bescherming van zorgpersoneel en persoonlijk beschermingsmateriaal

Het zorgpersoneel moet getest worden op het juist dragen van N95 maskers en op bekwaamheid in het aan- en uittrekken van persoonlijk beschermingsmateriaal. In sommige situaties zijn mogelijk PAPR-systemen nodig. Samenwerking met een institutionele infectiecontrolegroep is essentieel om voldoende beschikbaarheid en training in het gebruik van persoonlijk beschermingsmateriaal te verzekeren. Patiënten met een (vermoedelijke) COVID-19-infectie, die een procedure ondergaan in het katheterisatielaboratorium, moeten een chirurgisch masker dragen, en het zorgpersoneel moet persoonlijk beschermingsmateriaal dragen. Een tekort aan N95 maskers, evenals jassen, handschoenen en reguliere chirurgische maskers, ondersteunt de beslissing voor uitstel van behandeling van electieve patiënten en vermindering van zorgpersoneel tijdens procedures.

Referenties

Toon referenties

Vind dit artikel online op JACC

Deel deze pagina met collega's en vrienden: