AF geassocieerd met hogere CV en totale sterfte in Oost-Aziatische HFpEF-patiënten
Impact of atrial fibrillation in patients with heart failure and reduced, mid-range or preserved ejection fraction
Introductie en methoden
AF en HF komen vaak samen voor in patiënten vanwege hun gemeenschappelijke risicofactoren, en deze patiënten hebben een slechtere prognose dan patiënten met alleen AF of HF [1-3]. Of AF prognostische waarde heeft bij patiënten met HF blijft echter controversieel. Hoewel resultaten uit verschillende studies en meta-analyses lieten zien dat AF geassocieerd is met hogere sterfte van HFpEF- en HFrEF-patiënten [4-11], liet de HF-langetermijnregistratie van de ESC geen verband zien tussen AF en slechte uitkomsten bij HFrEF-patiënten [12]. Ook zijn er verschillen in prevalentie van AF en sterfte van HF-patiënten tussen verschillende etnische groepen [13].
De huidige studie evalueerde de klinische kenmerken en de prognostische impact van AF bij HF-patiënten in het Koreaans Acuut Hartfalen (KorAHF)-register. Geïncludeerd waren patiënten (n=5414) opgenomen in het ziekenhuis met acuut HF in 10 verschillende Koreaanse ziekenhuizen van maart 2011 tot februari 2014 [14, 15]. Patiënten werden onderverdeeld volgens LVEF-subtype, waaronder HFrEF met EF <40%, HFmrEF (midden-bereik EF) met EF 40%–49% en HFpEF met EF ≥50%. AF werd bevestigd met ECG tijdens indexopname. Primaire uitkomsten waren gedefinieerd als sterfte door alle oorzaken, een samenstelling van sterfte door alle oorzaken en heropname voor HF, CV sterfte en beroerte tijdens de follow-up periode. Data werden verzameld tot december 2018, met ten minste 3 jaar follow-upgegevens van alle patiënten. De mediane follow-up was 4,03 jaar (IQR: 1,39-5,58).
Belangrijkste resultaten
- De verhouding patiënten met HFrEF, HFmrEF en HFpEF waren respectievelijk 58,8%, 16,2% en 25,1%.
- Met toenemende EF voor HF-subtypen, nam de prevalentie van AF significant toe (28,9% voor HFrEF, 39,8% voor HFmrEF, 45,2% voor HFpEF; P voor trend <0,001).
- Patiënten met AF waren ouder en minder vaak diabetisch of roker dan patiënten zonder AF. Wat betreft HF-subtype, namen leeftijd en verhouding vrouwelijke patiënten toe met EF.
- AF was geassocieerd met sterfte door alle oorzaken in HFpEF-patiënten (gecorrigeerde HR 1,22, 95% CI: 1,02-1,46), maar niet in HFrEF- en HFmrEF-patiënten. AF was geassocieerd met CV sterfte in patiënten met HFpEF (HR 1,55, 95% CI: 1,06-2,27), maar niet in patiënten met HFrEF of HFmrEF.
- AF was geassocieerd met beroerte in HFrEF- en HFpEF-patiënten (HR 1,53 voor HFrEF, 95% CI: 1,03-2,29; HR 1,90 voor HFpEF, 95% CI: 1,13-3,20), maar niet in HFmrEF-patiënten.
- Vergelijkbare resultaten werden gevonden na analyse met propensity score matching.
Conclusie
Deze studie van acuut HF-patiënten in een Koreaans register liet zien dat, met toenemende EF voor HF-subtypen, de prevalentie van AF toenam. Ook was AF geassocieerd met hogere CV en totale sterfte bij HFpEF-patiënten en verhoogd risico op beroerte bij zowel HFrEF- als HFpEF-patiënten.
Deel deze pagina met collega's en vrienden: