Voordelen van uitgebreide ziektemodificerende farmacologische therapie bij patiënten met HFrEF
Estimating lifetime benefits of comprehensive disease-modifying pharmacological therapies in patients with heart failure with reduced ejection fraction: a comparative analysis of three randomised controlled trials
Literatuur - Vaduganathan M, Claggett BL, Jhund PS et al., - The Lancet. 2020. doi: 10.1016/S0140-6736(20)30748-0.Introductie en methoden
Gerandomiseerde gecontroleerde trials (RCT's) hebben aangetoond dat drie medicijnklassen (mineralocorticoïde receptorantagonisten [MRA's], angiotensinereceptor-neprilysineremmers [ARNI's] en natrium/glucose cotransporter 2 [SGLT2] -remmers) de mortaliteit als gevolg van HFrEF verminderen in vergelijking met conventionele therapie [1-3]. Behandeling met MRA's en SGLT2-remmers was klinisch superieur in vergelijking met placebo naast standaardzorg inclusief RAAS-remmers en bètablokkers [1,2]. Behandeling met ARNI was superieur in het verbeteren van klinische uitkomsten in vergelijking met een ACE-remmer [3]. Ondanks de aangetoonde voordelen hebben real-world data aangetoond dat MRA's, ARNI's en SGLT2-remmers niet vaak worden voorgeschreven, zelfs bij HFrEF patiënten waarbij de behandeling geschikt zou zijn en die geen bekende contra-indicatie of intolerantie hebben [4-8].
Deze cross-trial analyse gebruikte data van RCT's die de effectiviteit en veiligheid van MRA (EMPHASIS-HF, n = 27377) [1], ARNI (PARADIGM-HF, n = 10.521) [2] en een SGLT2-remmer (DAPA-HF, n = 4744) [3] onderzochten. Deze data werden gebruikt om de behandeleffecten te schatten van uitgebreide ziektemodificerende farmacologische therapie (ARNI, bètablokker, MRA en SGLT2-remmer) vs. conventionele therapie (ACE-remmer of ARB en bètablokker) bij patiënten met chronische HFrEF.
Het primaire samengestelde eindpunt was CV sterfte of eerste ziekenhuisopname voor HF. Andere eindpunten waren de individuele componenten van de samengestelde uitkomst en sterfte door alle oorzaken. Bovendien werd de event-vrije overleving (overleving zonder het primaire samengestelde eindpunt) en de totale overleving geschat.
Belangrijkste resultaten
- De HR voor de toegerekende behandelingseffecten van uitgebreide ziektemodificerende therapie vs. conventionele therapie op het primaire samengestelde eindpunt was 0.38 (95%CI 0.30-0.47).
- De HR's van individuele eindpunten waren 0.50 (95%CI 0.37-0.67) voor CV sterfte, 0.32 (95%CI 0.24-0.43) voor eerste ziekenhuisopname voor HF en 0.53 (95%CI 0.40-0.70) voor sterfte door alle oorzaken.
- De geschatte event-vrije overleving was 14.7 jaar (95%CI 12.6-17.1) met uitgebreide ziektemodificerende farmacologische therapie en 6.4 jaar (95%CI 4.8-8.0) met conventionele therapie bij een leeftijd van 55 jaar. De geschatte totale overleving was respectievelijk 17.7 jaar (95%CI 14.9-20.5) en 11.4 jaar (95%CI 9.2-13.5).
- Bij een leeftijd van 65 jaar was de geschatte event-vrije overleving 13.0 jaar (95%CI 11.5-14.6) met uitgebreide ziektemodificerende farmacologische therapie en 6.7 jaar (95%CI 5.8-7.5) met conventionele therapie. De geschatte totale overleving op 65-jarige leeftijd was respectievelijk 15.0 jaar (95%CI 13.1-16.8) en 10.6 jaar (95%CI 9.4-11.8).
- Het verschil in event-vrije overleving tussen uitgebreide ziektemodificerende therapie en conventionele therapie varieerde van 2.7 extra jaren (95%CI 2.2-3.3) bij een 80-jarige tot 8.3 extra jaren (95%CI 6.2-10.7) bij een 55-jarige. Het verschil in totale overleving tussen uitgebreide ziektemodificerende therapie vs. conventionele therapie was 1.4 extra jaar (95%CI 0.8-1.9) bij een 80-jarige en 6.3 extra jaren (95%CI 3.4-9.1) bij een 55-jarige.
- Als vergeleken werd met therapie met een ACE-remmer of ARB en bètablokker en MRA, resulteerde verdere optimalisatie van het behandelregime door over te stappen op ARNI en het toevoegen van een SGLT2-remmer tot een geschatte HR van 0.64 (95%CI 0.52-0.78). Uitgebreide ziektemodificerende farmacologische therapie zou naar schatting leiden tot 1.2-4.1 extra jaren event-vrije overleving en 0.8-3.1 extra jaren algehele overleving, vergeleken met behandeling met ACE-remmer of ARB en bètablokker en MRA.
Conclusie
Deze cross-trial analyse gebruikte data van EMPHASIS-HF, PARADIGM-HF en DAPA-HF om de voordelen te schatten van uitgebreide ziektemodificerende farmacologische therapie (ARNI, bètablokker, MRA en SGLT2-remmer) versus conventionele therapie (ACE-remmer of ARB en bètablokker) bij patiënten met chronische HFrEF. Er werd geschat dat uitgebreide ziektemodificerende farmacologische therapie het risico op het primaire samengestelde eindpunt van CV sterfte of ziekenhuisopname voor HF vermindert in vergelijking met conventionele therapie. Dit resulteerde ook in een geschat voordeel van event-vrije en algehele overleving bij HFrEF patiënten van 55 tot 80 jaar. De grootste overlevingswinst werd gevonden bij patiënten van 55 jaar.
Deel deze pagina met collega's en vrienden: