Een biomarkerprofiel maakt onderscheid tussen acuut HF en verslechterend HF
Nieuws - 1 juli 2020Acute heart failure as a distinctive disorder: an analysis from BIOSTAT-CHF
HFA Discoveries 2020 webinar gepresenteerd door Stefanie Senger (Durham, NC, VS)
Introductie en methoden
Acuut hartfalen (AHF) is gedefinieerd als verslechtering van symptomen en signalen van HF waar spoedeisende zorg voor nodig is. Series van neutrale trials die nieuwe AHF interventies evalueerden, resulteerden in vraagtekens of AF een aparte aandoening is of deel van chronische HF. Opname van AFH blijft subjectief aangezien er geen objectieve metingen zijn om te bepalen of een patiënt AHF heeft.
Deze studie onderzocht of markers geïdentificeerd konden worden om onderscheid te maken tussen AHF en verslechterend HF (WHF) behandeld in de polikliniek (poliklinische patiënten met WHF; OP-WHF) en bepaalde of voorspellers van klinische uitkomsten verschillen tussen de twee groepen.
De BIOSTAT-CHF (A Sstems Biology Study to Tailored Treatment in Chronic Heart Failure) studie includeerde patienten met AHF die ziekenhuisopname nodig hadden of met WHF in de polikliniek. BIOSTAT-CHF bestaat uit een indexcohort van 2516 patienten (67% opgenomen patienten en 33% poliklinische patienten) met nieuwe of verslechterende HF symptomen en een validatiecohort van 1738 patiënten (54% opgenomen patienten vs. 46% poliklinische patiënten) met HF diagnose en eerdere opname voor HF. Een model met input van patiëntenkarakteristieken, centrale labmetingen, speciale biomarkers en resultaten van proteomics (4 Olink panels) werd gegenereerd.
Belangrijkste resultaten
- Het uiteindelijke model bevatte leeftijd, LVEF, DBP, hartritme, albumine, fosfaat, NT-proBNP, troponine I en 21 van de 50 geselecteerde Olink markers (waaronder MUC-16). Onderscheidende waarde van dit model was uitstekend met C-index (AUC) 0.91 in het indexcohort en 0.89 in het validatiecohort.
- Totale sterfte en HF heropname na 180 dagen waren hoger in opgenomen patiënten in vergelijking met poliklinische patiënten, maar over het algemeen was aantal events behoorlijk laag.
- Twee verschillende modellen werden gegenereerd voor uitkomsten van totale sterfte na 180 dagen voor opgenomen patiënten en poliklinische patiënten, met C-index 0.83 voor opgenomen patiënten en 0.85 voor poliklinische patiënten.
- Twee verschillende modellen werden gegenereerd voor heropname voor HF na 180 dagen voor opgenomen patiënten en poliklinische patiënten, met C-index 0.73 voor opgenomen patiënten en 0.82 voor poliklinische patiënten. Er was meer overlap in markers voor de modellen voor HF heropname.
Conclusies
In deze analyse die data van BIOSTAT-CHF gebruikte werden hogere aantallen voor totale sterfte en HF heropname gezien voor opgenomen patiënten in vergelijking met OP-WHF patiënten. Verder, werd een biomarker profiel gegenereerd die onderscheid maakte tussen status van patiënten. Voorspellende modellen voor uitkomsten van totale sterfte en HF heropname verschilden tussen patiëntenstatus. De auteurs suggereren date r verschillende pathofysiologische mechanismen zijn die leiden tot verschillende patronen van activatie van neurohormonale en inflammatoire eiwitmarkers in AHF.
-Onze verslaglegging van HFA Discoveries is gebaseerd op de informatie die beschikbaar is gesteld tijdens het webinar -
Deel deze pagina met collega's en vrienden: