Coronaire atherosclerotische plaques komen vaker voor bij patiënten met genetisch bevestigde FH
Onder patiënten met vermoedelijk fenotypisch FH hadden patiënten met genetisch bevestigde FH een hogere frequentie en ernst van coronaire atherosclerotische plaques, vergeleken met patiënten zonder FH-veroorzakende mutatie.
An age-matched computed tomography angiographic study of coronary atherosclerotic plaques in patients with familial hypercholesterolaemiaLiteratuur - Pang J, Abraham A, Vargas-García C et al., - Atherosclerosis. 2020. doi:10.1016/j.atherosclerosis.2020.03.001.
Introductie en methode
Familiale hypercholesterolemie (FH) wordt gekenmerkt door verhoogde LDL-c-waarden en een hoog risico op premature coronaire hartziekte (CAD) [1]. Er is echter een grote variatie in CAD prevalentie bij FH patiënten [2,3]. Coronaire events bij FH patiënten kunnen mogelijk voorspeld worden door coronaire arteriële stenosen en coronaire arteriële calcium (CAC) -scores op cardiale computertomografie-angiografie (CCTA) [4,5]. CCTA en CAC-scores kunnen daarom een rol spelen bij de risicobeoordeling bij FH patiënten [2, 6-8]. De huidige studie onderzocht de frequentie en verdeling van kransslagaderplaques bij asymptomatische volwassen patiënten met een vermoedelijke fenotypische FH-diagnose met en zonder genetisch bevestigde heterozygote FH.
Patiënten met asymptomatische fenotypische FH (Dutch Lipid Clinic Network [DLCN] -categorie score van ten minste 3) werden geïncludeerd in deze op leeftijd gematchte case-control studie. Patiënten werden behandeld volgens expert richtlijnen [9], stemden in met een genetische test om FH vast te stellen en ondergingen CCTA. Van de totale groep patiënten werden 104 patiënten met genetisch bevestigde heterozygote FH (mutatie-positieve gevallen, M+) willekeurig 1:1 gematcht op leeftijd met 104 patiënten zonder een FH-veroorzakende mutatie (mutatie-negatieve controles, M-). De gemiddelde leeftijd was 49.9±10.4 jaar en 45.2% was man. De richtlijnen van de Society of Cardiovascular Computed Tomography werden gebruikt om verkalkte, niet-verkalkte en gemengde plaques te definiëren [10]. CAC-scores werden semi-automatisch berekend volgens de Agatston-methode [11]. De segmentstenose-score (SSS) werd berekend als de som van de scores toegekend aan elk van de 19 coronaire segmenten (0: geen stenose, 1: milde stenose [<50%], 2: matige stenose [50-70%], 3: ernstige stenose [> 70%]) [12].
Belangrijkste resultaten
- LDL-c-waarden vóór behandeling en fenotypische DLCN-score waren significant hoger in de M+ groep in vergelijking met de M- groep (LDL-c [gemiddelde ± SD]: 7.8±2.1 vs. 6.2±1.2 mmol/L, P<0,001 [gecorrigeerd voor correlaties binnen familieclusters]; DLCN-score: 11.2±4.5 vs. 7.4±2.7, P<0.001).
- Een hoger percentage van de patiënten in de M+ groep had gemengde of verkalkte coronaire plaques, vergeleken met patiënten in de M- groep (66.4% vs. 50.0%, gecorrigeerde P-waarde=0.018 [gecorrigeerd voor correlaties binnen familieclusters, leeftijd, geslacht, pre-behandeling LDL-c niveaus, LP(a)> 0.5 g/L en statinegebruik]).
- Een hoger percentage patiënten zonder plaques werd waargenomen in de M-groep (23.1%) vergeleken met de M+ groep (10.6%; gecorrigeerde P-waarde=0.046).
- De mediane CAC-score en de gemiddelde SSS waren significant hoger in de M+ groep, vergeleken met de M- groep (CAC-score [mediaan en IQR]: 33 [IQR 124] vs. 0.25 [IQR 36], gecorrigeerde P-waarde=0.001; SSS [gemiddelde±SD]: 3.8±4.3 vs. 2.8 ± 3.3, gecorrigeerde P-waarde = 0.023).
- Er was een hoger percentage patiënten met verkalking in de rechter kransslagader (RAD), linker hoofdkransslagader (LM) en linker anterior aflopende kransslagader (LAD) in de M+ groep in vergelijking met de M- groep (RAD: 39.4% vs. 23.1%, gecorrigeerde P-waarde=0.015; LM: 27.9% vs. 7.7%, gecorrigeerde P-waarde=0.001; LAD: 65.4% vs. 40.4%, gecorrigeerde P-waarde = 0,015). Er werden geen significante verschillen tussen de twee groepen waargenomen in het aantal patiënten met verkalking in andere kransslagadersegmenten.
- Een hoger percentage van de patiënten in de M+ groep had verkalking in ≥2 vaten of ≥3 vaten, vergeleken met de M- groep (verkalking in ≥2 vaten: 51.0% vs. 36.5%, gecorrigeerde P-waarde=0.036; verkalking in ≥3 vaten: 31.7% vs. 16.4%, gecorrigeerde P-waarde=0.034).
Conclusie
Onder asymptomatische volwassen patiënten met een vermoedelijke fenotypische FH-diagnose hadden patiënten met een genetisch bevestigde FH-diagnose een hogere frequentie en ernst van coronaire atherosclerotische plaques, vergeleken met patiënten zonder een FH-veroorzakende mutatie.
Referenties
1. G.F. Watts, S. Gidding, A.S. Wierzbicki, et al., Integrated guidance on the care of familial hypercholesterolaemia from the international FH foundation, Int. J. Cardiol. 171 (2014) 309–325.
2. F. Mach, C. Baigent, A.L. Catapano, et al., ESC/EAS Guidelines for the management of dyslipidaemias: lipid modification to reduce cardiovascular risk: the Task Force for the management of dyslipidaemias of the European Society of Cardiology (ESC) and European Atherosclerosis Society (EAS), Eur. Heart J. 41 (2019) 111–188 2020.
3. R. Mszar, G.R. Grandhi, J. Valero-Elizondo, et al., Absence of coronary artery calcification in middle aged familial hypercholesterolemia patients without atherosclerotic cardiovascular disease, JACC (J. Am. Coll. Cardiol.): Cardiovascular Imaging (2019), https://doi.org/10.1016/j.jcmg.2019.11.001 In press.
4. H. Tada, M-a Kawashiri, H. Okada, et al., Assessment of coronary atherosclerosis in patients with familial hypercholesterolemia by coronary computed tomography angiography, Am. J. Cardiol. 115 (2015) 724–729.
5. M.H. Miname, M.S. Bittencourt, S.R. Moraes, et al., Coronary artery calcium and cardiovascular events in patients with familial hypercholesterolemia receiving standard lipid-lowering therapy, JACC (J. Am. Coll. Cardiol.): Cardiovascular Imaging 12 (2019) 1797–1804.
6. J. Knuuti, W. Wijns, A. Saraste, et al., ESC Guidelines for the diagnosis and management of chronic coronary syndromes, Eur. Heart J. 2019 (2019).
7. M.D. Miedema, Z.A. Dardari, K. Nasir, et al., Association of coronary artery calcium with long-term, cause-specific mortality among young adults, JAMA network open 2 (2019) e197440.
8. J. Patel, M. Al Rifai, M.J. Blaha, et al., Coronary artery calcium improves risk assessment in adults with a family history of premature coronary heart disease : results from multiethnic study of atherosclerosis, circulation, Cardiovascular Imaging 8 (2015) e003186.
9. G.F. Watts, D.R. Sullivan, N. Poplawski, et al., Familial hypercholesterolaemia: a model of care for Australasia, Atherosclerosis Suppl. 12 (2011) 221–263.
10. J. Leipsic, S. Abbara, S. Achenbach, et al., SCCT guidelines for the interpretation and reporting of coronary CT angiography: a report of the Society of Cardiovascular Computed Tomography Guidelines Committee, J Cardiovasc Comput Tomogr 8 (2014) 342–358.
11. A.S. Agatston, W.R. Janowitz, F.J. Hildner, et al., Quantification of coronary artery calcium using ultrafast computed tomography, J. Am. Coll. Cardiol. 15 (1990) 827–832.
12. J.K. Min, L.J. Shaw, R.B. Devereux, et al., Prognostic value of multidetector coronary computed tomographic angiography for prediction of all-cause mortality, J. Am. Coll. Cardiol. 50 (2007) 1161–1170.