Cardiovasculaire Geneeskunde.nl

Vergelijkbaar risico op majeure bloedingen met DOAC's in vergelijking met VKA bij NVAF

Comparing risk of major bleeding between users of different oral anticoagulants in patients with nonvalvular atrial fibrillation

Literatuur - Souverein PC, Van den Ham HA, Huerta C et al., - Br J Clin Pharmacol. 2020. doi: 10.1111/bcp.14450.

Introductie en methoden

Niet-valvulair atriumfibrilleren (NVAF) is een van de meest voorkomende hartritmestoornissen met een prevalentie van ongeveer 1.5-2.0% in ontwikkelde landen [1,2]. NVAF wordt geassocieerd met een 5-voudig verhoogd risico op ischemische beroerte, daarom krijgen patiënten met NVAF vaak orale anticoagulantia [3,4]. Opties voor behandeling met orale anticoagulantia omvatten vitamine K-antagonisten (VKA), zoals warfarine, en direct werkende orale anticoagulantia (DOAC's), zoals dabigatran, rivaroxaban, apixaban en edoxaban. Klinische trials hebben aangetoond dat DOAC's op zijn minst niet-inferieur zijn ten opzichte van warfarine in het verlagen van risico op beroerte en systemische embolie [5-8]. Een meta-analyse toonde aan dat DOAC's het risico op hemorragische beroerte en intracraniële bloeding verminderen in vergelijking met VKA, maar het risico op gastro-intestinale (GI) bloeding was verhoogd [9]. Observationele studies naar de baten-risicobalans van DOAC's in vergelijking met VKA zijn nog steeds nodig. Deze retrospectieve cohortstudie gebruikte longitudinale data van 4 Europese gezondheidszorgdatabases en een gemeenschappelijk studieprotocol om het risico op majeure bloedingen bij DOAC- en VKA-gebruikers te vergelijken.

De huidige studie werd uitgevoerd onder alle nieuwe DOAC- (dabigatran, rivaroxaban of apixaban) of VKA-gebruikers (≥ 18 jaar) met NVAF in de periode 2008-2015 en maakte daarvoor gebruik van data uit 4 databases: de Clinical Practice Research Datalink (CPRD) in het VK (n = 39.129), Base de Datos para la Investigación Farmacoepidemiológica en Atencion Primaria (BIFAP) in Spanje (n = 51.030), de Allgemeine Ortskrankenkasse (AOK) Nordwest in Duitsland (n = 88.742) en de Deense nationale registers (n = 72.828).

De primaire uitkomst was het optreden van een eerste majeure bloeding, waaronder hemorragische beroerte/intracraniële bloeding, GI-bloeding, andere extracraniële of niet-geclassificeerde bloeding, en traumatische intracraniële bloeding. De secundaire uitkomst was het optreden van een beroerte (ischemische, hemorragische of niet-gespecificeerde beroerte en TIA).

Belangrijkste resultaten

Conclusie

Data uit 4 Europese gezondheidszorgdatabases lieten zien dat het risico op majeure bloedingen vergelijkbaar was bij huidig gebruik van DOAC’s vergeleken met huidig gebruik van VKA bij patiënten met NVAF. Wanneer gestratificeerd werd naar plaats van de bloeding, was DOAC-gebruik geassocieerd met een verhoogd risico op een GI-bloeding in vergelijking met VKA-gebruik in databronnen uit het VK, Spanje en Duitsland. Dit effect leek te worden veroorzaakt door dabigatran en rivaroxaban, aangezien apixaban niet geassocieerd was met een verhoogd risico op GI-bloeding vergeleken met VKA. Over het algemeen leek apixaban geassocieerd te zijn met het laagste risico op majeure bloedingen in vergelijking met dabigatran en rivaroxaban in Denemarken, Duitsland en Spanje, terwijl een verhoogd risico op een beroerte met apixaban werd gezien in de databron uit het VK.

Referenties

Toon referenties

Vind dit artikel online op Br J Clin Pharmacol.

Deel deze pagina met collega's en vrienden: