Verlaging van bloeddruk vermindert risico op grote CV events onafhankelijk van CVD status en baseline SBP
Nieuws - 1 sep. 2020BPLTTC – Pharmacological Blood Pressure -Lowering for Primary and Secondary Prevention of Cardiovascular Disease across Different Levels of Blood Pressure
Gepresenteerd op het ESC congres 2020 door: Kazem Rahimi (Oxford, VK)
Introductie
Farmacologische bloeddrukverlagende behandeling is een effectieve strategie om CVD te voorkomen in personen die een hoge tot zeer hoge bloeddruk, meestal ≥140/90 mm Hg, hebben. Er is echter een langdurige controverse over het effect van farmacologische bloeddrukverlagende reductie in individuen met een bloeddruk onder de hypertensiegrens. Ook is er nog discussie over effectiviteit van therapie in personen met en zonder CVD. Dit heeft geleid tot tegenstrijdige aanbevelingen in richtlijnen tussen landen.
Het doel van de studie was om de effecten van bloeddrukverlagende behandelingen op CV uitkomsten, gestratificeerd voor CVD conditie en baseline SBP, te evalueren.
Deze studie combineerde data van 48 gerandomiseerde klinische trials van de Pressure Lowering Treatment Trialist’ Collaboration (BPLTTC). Elke trial moest tenminste ≥1000 persoonsjaren met follow-up bevatten. Binnen deze trials moesten één klasse medicijnen met placebo, onderlinge verschillende medicijnklassen, of een meer of minder intensieve behandeling met elkaar vergeleken zijn. In totaal werden er 348,854 participanten geïncludeerd en gestratificeerd naar CVD conditie (zonder CVD n=188.583, met CVD n=160.271). Vervolgens werden de twee groepen verder opgedeeld in 7 systolische bloeddrukgroepen, tussen de >170 mm Hg tot <120 mm. De primaire uitkomst was grote CV events gedefinieerd als fatale of niet-fatale beroerte, fatale of niet-fatale MI of ischemische hartziekte, HF sterfte of ziekenhuisopname vanwege HF, of CVD sterfte. Mediane follow-up was 4.13 (SD: 2.1) jaar in de primaire preventiegroep en 3.7 (SD: 1.9) jaar in de secundaire preventiegroep. De baseline SBP was 157 (SD: 21) in de primaire preventiegroep en 146 (SD: 20) mm Hg in de secondaire preventiegroep.
Belangrijkste resultaten
- De effecten van iedere 5 mm Hg SBP-verlaging op grote CV events waren vergelijkbaar in de primaire en secundaire preventiegroep (respectievelijk HR 0.91, 95% CI: 0.89-0.94 en HR 0.89 95% CI: 0.86-0.92, Pinteractie=1.00). Het risico van grote CV events was, met elke 5 mm Hg verlaging, gereduceerd met 10% in de totale populatie. Overeenkomstige resultaten werden verkregen voor beroerte, MI of ischemische hartziekte, HF, en CVD sterfte.
- Elke 5 mm Hg SBP-verlaging verminderde het risico op grote CVD events in alle zeven SBP-groepen (<120, 120-129, 130-139, 140-149. 150-159, 160-169, >170 mm Hg), ongeacht de aan- of afwezigheid van CVD (respectievelijk Pinteractie=0.12 en Pinteractie=1.00).Met andere woorden, er is geen bewijs gevonden dat de relatieve risicoreductie varieert op basis van individuele baseline SBP.
Conclusie
Deze grote studie van de BPLTTC toonde aan dat een 5 mm Hg verlaging in systolische bloeddruk resulteerde in een 10% afname van het risico op CVD events. Verder resulteerde een BP-verlaging in vergelijkbare lagere risico’s bij personen met of zonder CVD en dat was onafhankelijk van de waarde van hun baseline SBP. De auteurs stellen voor dat een beslissing om bloeddrukverlagende medicatie voor te schrijven niet simpelweg afhankelijk moet zijn van een eerdere diagnose van CVD of individuele bloeddrukwaarde, maar dat anti-hypertensiva moet worden beschouwd als een risicomodificerende behandeling ter preventie van CVD.
- Onze berichtgeving is gebaseerd op de op het ESC congres verstrekte informatie -
Deel deze pagina met collega's en vrienden: