SGLT2 inhibitor verbetert CV uitkomsten in HFrEF patiënten onafhankelijk van SBP
Effect of dapagliflozin according to baseline systolic blood pressure in the Dapagliflozin and Prevention of Adverse Outcomes in Heart Failure trial (DAPA-HF)
Literatuur - Serenelli M, Böhm M, Inzucchi SE, et al. - Eur Heart J, doi: 10.1093/eurheartj/ehaa496.Introductie en methoden
HF patiënten met verminderde ejectiefractie (HFrEF) hebben een gereduceerde cardiale output, wat kan resulteren in een lagere systolische bloeddruk (SBP) en een verhoogd risico op nadelige events [1-5]. De meeste gunstige therapieën voor HFrEF verlagen SBP, maar HFrEF patiënten met een lager SBP hebben een verhoogd risico op nadelige events vergeleken met patiënten met een hoger SBP. Ook leidt bezorgdheid over hypotensie tot ondergebruik van medicatie, waardoor klinische uitkomsten verergeren [6,7]. SGLT2 remmers worden aanbevolen in diabetespatiënten met HF en verminderen het risico op HF ziekenhuisopname en verlagen baseline SBP in T2DM patiënten met 3-4 mmHg [8,9].
Deze subanalyse van de Dapagliflozin and Prevention of Adverse Outcome in Heart Failure (DAPA-HF) trial in HFrEF patiënten evalueerde de behandeleffecten van de SGLT2 remmer dapagliflozine op SBP en de werkzaamheid en veiligheid naar baseline SBP.
De DAPA-HF trial was een gerandomiseerde, dubbelblinde, placebo-gecontroleerde, event gedreven, trial in HFrEF patiënten (NYHA klasse II tot IV, LVEF ≤40%, en NTproBNP ≤600 pg/ml [≥400 pg/mL wanneer een ziekenhuisopname vanwege HF had plaatsgevonden in de afgelopen 12 maanden, of ≥900 pg/mL in patiënten met atriumfibrilleren of atriale flutter ongeacht een geschiedenis van HF ziekenhuisopname]). De belangrijkste exclusiecriteria waren: SBP<95 mm Hg of symptomen van hypotensie, geschatte glomerulaire filtratiesnelheid (eGFR) <30 mL/min/1.73m² of een snelle achteruitgang van de nierfunctie, of T1DM. In totaal werden 4744 patiënten willekeurig verdeeld in twee groepen die, bovenop hun eigen standaardmedicatie, dagelijks 10 mg dapagliflozine of een placebo gebruikten. De primaire uitkomst was een samenstelling van een episode van verslechterd HF (spoedbezoek vanwege HF of HF ziekenhuisopname) of CV sterfte. In deze subanalyse van de DAPA-HF trial werden patiënten verder verdeeld in vier baseline SBP groepen: <110 mm Hg (n=1205), ≥110 tot <120 mm Hg (n=981), ≥120 tot <130 mm Hg (n=1149), en ≥130 mm Hg (n=1409). SBP werd 14, 60, 120, 240, en 360 dagen na baseline SBP gemeten en vervolgens elke 4 maanden.
Belangrijkste resultaten
- De SBP verschillen van baseline tot aan de eerste 8 behandelmaanden met dapagliflozine waren 1.92 ± 14.92 mmHg vergeleken met -0.38 ± 15.27 mmHg in de placebogroep; het verschil tussen de behandelingen was -1.41 (95% CI: -2.27 tot -0.52, P=0.0002).
- SBP verschillen voor de laagste SBP categorie (<110 mm Hg) na 8 maanden behandeling waren -5.28 ± 12.97 mm Hg voor dapagliflozine en -6.05 ± 13.13 mm Hg voor placebo (behandelverschil -0.68, 95% CI: -2.27 tot 0.91, P=0.40). Voor de hoogste SBP categorie (≥130 mm Hg) waren de verschillen 9.03 ± 15.62 mm Hg voor dapagliflozine en 7.48 ± 15.20 mm Hg voor placebo (behandelverschil -1.49, 95% CI -3.21 tot 0.24, P=0.092). P voor interactie tussen baseline SBP groepen en behandeleffect op SBP was 0.012.
- Incidentie van de primaire uitkomst was het hoogst in de placebogroep met het laagste SBP. De HRs voor het effect van dapagliflozine op CV sterfte en HF ziekenhuisopname of spoedbezoek in relatie tot SBP waren 0.76 (95% CI: 0.60-0.97) voor diegenen met SBP<110 mm Hg, 0.76 (95% CI:0.57-1.02) voor diegenen met SBP ≥110 tot <120 mm Hg, 0.81 (95% CI: 0.61-1.08) voor diegenen met SBP ≥120 tot <130 mm Hg, en 0.67 (95% CI: 0.51-0.87) voor diegenen met SBP ≥130 mm Hg vergeleken met dezelfde SBP placebogroepen (Pinteraction=0.78).
- Behandeling met dapagliflozine resulteerde in minder CV en totale sterfte, en verslechterd HF, vergeleken met placebo, onafhankelijk van SBP (alle Pinteracties>0.05).
- Er was een consistent effect van dapagliflozine zien op CV sterfte en ziekenhuisopname of heropname vanwege HF voor alle vier SBP groepen (Pinteractie=0.99).
- Wanneer SBP als een continue variabele parameter werd gebruikt in een analyse was het effect van dapagliflozine in vergelijking met placebo voor alle eindpunten consistent over het gehele SBP spectrum.
- De groep patiënten die behandeld werden met dapagliflozine lieten, vergeleken met placebo, na 8 maanden een verbeterde KCCQ-TTS zien, onafhankelijk van baseline SBP (Pinteractie=0.06).
- In de groep met een lage SBP (<110 mmHg) werd behandeling met dapagliflozine goed verdragen. Stopzetting van de behandeling kwam in 13.4% van deze patiënten voor ten opzichte van 12.1% van de patiënten behandeld met placebo, en er was geen verschil in stoppen tussen de behandelgroepen voor baseline SBP (Pinteractie=0.34). Er was een verschil in behandeleffect met dapagliflozine op nadelige nierevents voor SBP subgroepen, met meer nierevents met dapagliflozine dan placebo in diegenen met SBP ≥130 mmHg (Pinteractie=-.015). Er kwamen echter minder ernstige nadelige nierevents voor met dapagliflozine in vergelijking met placebo voor alle vier SBP groepen (Pinteractie=0.23).
Conclusie
HFrEF patiënten in de DAPA-HF trial die dagelijks behandeld werden met 10 mg dapagliflozine hadden verbeterde CV uitkomsten ten opzichte van de patiënten behandeld met placebo en dit behandeleffect was onafhankelijk van SBP.
Deel deze pagina met collega's en vrienden: