Cardiovasculaire Geneeskunde.nl

Poliklinisch verslechterend HF verlaagd door SGLT2-remmer in HFrEF

Effect of Dapagliflozin on Outpatient Worsening of Patients with Heart Failure and Reduced Ejection Fraction: A Prespecified Analysis of DAPA-HF

Literatuur - Docherty KF, Jhund PS, Anand I, et al. - Circulation. 2020, doi: 10.1161/CIRCULATIONAHA.120.047480.

Introductie en methoden

Eén van de meest gebruikte klinische uitkomsten in trials met patiënten met hartfalen met verminderde ejectiefractie (HFrEF) is CV sterfte of ziekenhuisopname vanwege verslechtering van HF. Verslechtering van symptomen en tekenen die leiden tot ziekenhuisopname is een marker voor verhoogd risico op heropname en sterfte [1,2]. Om deze reden wordt een ziekenhuisopname voor HF beschouwd als belangrijk eindpunt in klinische trials, inclusief episodes van verslechterend HF en waarvoor intraveneuze (IV) behandeling nodig is [3-5]. Er zijn echter veel meer patiënten die vanwege een verslechterend HF poliklinisch behandeld worden met een intensieve orale therapie [6-8]. Dus door alleen te focussen op ziekenhuisopnamen vanwege HF zou de frequentie van klinische verslechtering bij HFrEF patiënten kunnen onderschatten en zou tevens een mogelijk prognostisch belang van andere HF events kunnen maskeren.

Deze Dapagliflozin and Prevention of Adverse Outcome in Heart Failure (DAPA-HF) substudie evalueerde de frequentie van episodes van poliklinisch verslechterend HF, , de behandeling voor deze episodes, het prognostisch belang van deze events, en het effect van dagelijks 10 mg dapagliflozine op episodes van verslechterend HF.

De DAPA-HF was een prospectieve, gerandomiseerde, dubbelblinde, placebo-gecontroleerde trial in patiënten met HFrEF die de werkzaamheid en veiligheid onderzocht van de SGLT2-remmer dapagliflozine (10 mg dagelijks), bovenop de patient’s standaardmedicatie). HF patiënten (n=4744 en ≥18 jaar) met een New York Heart Association (NYHA) functionele klasse II-IV en LVEF ≤40% en optimaal behandeld met farmacologische therapie en devices, alsook een NT proBNP level van ≥600 pg/mL (≥400 pg/mL wanneer een HF ziekenhuisopname binnen de afgelopen 12 maanden had plaatsgevonden of ≥900 pg/mL bij atriumfibrilleren/atriale flutter). Het primaire eindpunt was een samenstelling van CV sterfte of een episode van verslechterendd HF, gedefinieerd als een onverwacht ziekenhuisbezoek vanwege HF of een spoedbezoek wat resulteerde in een IV-behandeling voor HF. De secundaire uitkomst was een samenstelling van CV sterfte of opname in een ziekenhuis vanwege HF. Voor deze analyse was het vooraf gespecificeerde verkennend eindpunt een bredere samenstelling die verslechterend HF reflecteerde en bestond uit 1) verergering van HF waardoor gestart moest worden met nieuwe orale therapie of de huidige orale therapie moest worden geïntensiveerd, 2) ziekenhuisopname vanwege HF, 3) een spoedbezoek aan het ziekenhuis vanwege HF, en 4) tijd tot CV gerelateerde sterfte. Mediane follow-up was 18,2 maanden.

Belangrijkste resultaten

Conclusie

Episodes van poliklinisch verslechterend HF in HFrEF, waarbij orale therapie geïntensiveerd werd, kwamen veel vaker voor dan episodes waarvoor ziekenhuis opname en behandeling met IV-therapie nodig was. Poliklinisch verslechterend HF was een prognostische marker voor mortaliteit en uitkomsten waren verminderd door behandeling met dagelijks 10 mg dapagliflozine.

Richtlijnen voor uitkomstendefinities includeren alleen poliklinisch verslechterend HF events die behandeld moeten worden met IV-therapie. Dit terwijl een behandeling met orale therapie voor poliklinisch verslechterend HF veel vaker voorkomt vergeleken met poliklinisch verslechterend HF waarvoor IV-therapie nodig is en deze events laten dezelfde prognostische uitkomst zien. De auteurs stellen daarom voor dat events moeten worden overwogen voor inclusie in de samenstelling van de primaire uitkomst van toekomstige klinische trials.

Referenties

Toon referenties

Vind dit artikel online op Circulation

Deel deze pagina met collega's en vrienden: