Hoge prevalentie van polyfarmacie in oudere patiënten opgenomen voor HF
Polypharmacy in Older Adults Hospitalized for Heart Failure
Literatuur - Unlu O, Levitan EB, Reshetnyak E, et al. - Circ Heart Fail 2020, e006977, doi.org/10.1161/CIRCHEARTFAILURE.120.006977Introductie en methoden
Polyfarmacie is geassocieerd met veel nadelige uitkomsten, zoals vallen, invaliditeit en ziekenhuisopnames [1,2]. En dit is met name relevant voor oudere volwassenen met HF aangezien ze kwetsbaar zijn voor de nadelige effecten van polyfarmacie veroorzaakt door leeftijds-gerelateerde veranderingen in farmacokinetiek en farmacodynamiek [3], veranderingen in CV structuur en functie [4] en condities zoals zwakheid en cognitieve achteruitgang [5,6].
Hoewel het bekend is dat polyfarmacie kan leiden tot schade zijn er beperkt data van real-world informatie over polyfarmacie in de setting van HF. Tijdens of kort na ziekenhuisopname zijn fouten in medicatie en nadelige events door medicijnen gebruikelijk [7], en daarom is informatie over medicatiepatronen tijdens deze periode belangrijk.
Daarom onderzocht deze studie polyfarmacie tijdens HF ziekenhuisopname en gebruikte een cohort van oudere patiënten die waren opgenomen in het ziekenhuis voor HF, afgeleid van de REGARDS studie (Reasons for Geographic and Racial Differences in Stoke).
REGARDS was een nationaal prospectief observationeel cohort van zwarte en witte mannen en vrouwen (≥45 jaar) die in de gemeenschap woonden in de VS en geïncludeerd werden van 2003-2008. Baseline data collectie werd gedaan tijdens telefooninterview en 1 maand later werden bloed en urine samples verzameld, als ook fysiologische metingen. Tijdens follow-up werden deelnemers iedere 6 maanden gevraag om te rapporteren of ze waren opgenomen voor een CV conditie, waaronder HF. Deze analyse includeerde diegenen ≥65 jaar die werden opgenomen voor HF (n=558) Data van REGARDS, medische dossiers, de American Hospital Associations annual survey database en Medicare’s Hospital Compare website werden gebruikt. Aantal medicijnen bij opname en ontslag werden onderzocht. Polyfarmacie was gedefinieerd als het nemen van ten minste 10 medicijnen.
Belangrijkste resultaten
- De meerderheid van oudere patiënten met HF nam ≥5 medicijnen (84% bij opname en 95% bij ontslag) en ongeveer 50% nam ≥10 medicijnen (42% bij opname en 55% bij ontslag). Patronen waren vergelijkbaar voor HFrEF en HFpEF patiënten.
- Mediane aantal medicijnen genomen door diegenen met polyfarmacie bij opname was 12 (IQR 11-14) en bij ontslag 12 (IQR 11-14). Mediane aantal medicijnen genomen door diegenen zonder polyfarmacie bij opname was 6 (IQR 4-8) en bij ontslag was 7 (IQR 6-9).
- Prevalentie van polyfarmacie bij opname name toe van 25% in 2003-2006 tot 55% in 2011-2014 (Ptrend<0.0001) en bij ontslag verhoogde het van 41% in 2003-2006 tot 68% in 2011-2014 (Ptrend<0.0001). Toename in medicijnaantal in de loop van de tijd was het grootst voor niet-CV medicijnen.
- Tussen ziekenhuisopname en ontslag nam prevalentie van polyfarmacie toe van 42% naar 55% (P<0.001). Lus diuretica, bètablokkers, aspirine en elektrolytsupplementen waren de meest voorkomende geïnitieerde medicijnen tussen opname en ontslag.
- Meest voorkomende klasse van medicijnen tijdens zowel opname en ontslag waren niet-CV medicijnen.
- Aantal niet-CV medicijnen verhoogde sneller dan het aantal van ofwel HF medicatie of niet-HF CV medicatie bij zowel opname en ontslag.
- Bètablokkers waren het meest voorkomende HF medicijn; aspirine en statine de meest voorkomende niet-HF CV medicijnen; en protonpompremmers, elektrolyt supplementen en multivitaminen de meest voorkomende niet-CV medicijnen.
- Iedere extra comorbide conditie verhoogde het risico van polyfarmacie bij ontslag met 13% (RR 1.13 per comorbide conditie, 95%CI: 1.08-1.19).
Conclusie
In deze subset van deelnemers van REARDS bestaande uit oudere patiënten opgenomen voor HF was prevalentie van polyfarmacie (ten minste 10 medicijnen) hoog. Prevalentie van polyfarmacie nam toe in de tijd. En verder was de meerderheid van medicijnen die werden voorgeschreven aan oudere patiënten met HF niet-CV medicatie. De auteurs concludeerden: ‘Deze bevindingen ondersteunen de behoefte om strategieën te ontwikkelen om de negatieve effecten van polyfarmacie bij oudere volwassenen met HF te verminderen, mogelijk door het starten met formele processen die het voorschrijven van niet-CV medicatie kan verbeteren’.
Deel deze pagina met collega's en vrienden: