Cardiovasculaire Geneeskunde.nl

2021 Update van de 2017 ACC ECDP voor optimalisatie van HFrEF behandeling

Nieuws - 21 jan. 2021

Het doel van de update van de 2017 ECDP is om data van nieuwe studies toe te voegen en om een praktische leidraad te blijven bieden voor artsen in het behandelen van patiënten met HfrEF.

In 2017 is de ACC Expert Consensus Decision Pathway voor optimalisatie van hartfalenbehandeling, gebaseerd op de 2013 AHA richtlijn en de 2017 ACC/AHA/HFSA update van de 2013 richtlijn, gepubliceerd om een hulpmiddel te bieden aan artsen die patiënten met HFrEF behandelen [1]. Praktische tips, tabellen en figuren in dit document helpen bij de uitleg wat nodig is om succesvol patiënten met HFrEF te behandelen. Zaken die aan bod komen geven de uitdaging in de klinische praktijk weer.

Vier jaar later zijn er nieuwe therapieën toegevoegd aan bestaande therapieën voor de behandeling van patiënten met HFrEF: de angiotensine receptor-neprilysine remmer sacubitril/valsartan, de klasse van sodium-glucose cotransporter-2 (SGLT2) remmers en percutane therapie voor mitrale regurgitatie (MR). Daarom was een update van de 2017 ECDP nodig die deze nieuwe therapieën in de aanbevelingen omvatten. De auteurs suggereren dat deze update kan dienen als tussentijdse leidraad voor clinici in afwachting van de uitvoerige en definitieve update van de hartfalenrichtlijn.

Sinds de 2017 ECDP publicatie zijn studies gepubliceerd die een uitgebreidere rol voor ARNI in patiënten met HFrEF ondersteunen. Er zijn nu data over gebruik van ARNI als een de novo therapie in sommige patiënten die naïef zijn voor ACEi/ARB, bewijsvoering van het effect van ARNI op patiënt-gerapporteerde uitkomstmaten, effect van ARNI op omgekeerde hermodellering, en er is bewijsvoering dat het effect van ARNI onafhankelijk is van achtergrondtherapie met ACEi/ARB. Verder heeft, sinds 2017, de FDA een SGLT2 remmer goedgekeurd voor de behandeling van patiënten met HFrEF. De DAPA-HF trial toonde verlaging van CV sterfte en HF ziekenhuisopname door dapagliflozine in patiënten met en zonder T2DM. Bovendien toonde de EMPEROR-Reduced trial een verlaging van HF ziekenhuisopname en CV sterfte door empagliflozine in patiënten met HFrEF met en zonder T2DM.

De tien belangrijkste zaken in HFrEF die besproken worden in de ECDP zijn:

1. Hoe therapieën te starten, toe te voegen of switchen naar nieuwe evidence-based richtlijngerichte behandelingen voor HFrEF.

2. Hoe kan optimale therapie bereikt worden gezien er meerdere medicijnen voor HF zijn.

3. Wanneer moet doorverwezen worden naar een HF specialist.

4. Hoe kunnen uitdagingen van zorgcoördinatie aangepakt worden.

5. Hoe kan therapietrouw verbeterd worden.

6. Wat is nodig in specifieke patiëntencohorten: Afro-Amerikanen, oudere volwassene en de kwetsbaren.

7. Hoe kan je de kosten van je patiënten en toegang tot HF medicatie beheren.

8. Hoe kan de toenemende complexiteit van HF behandeld worden.

9. How kunnen veelvoorkomende comorbiditeiten behandeld worden.

10. Hoe kan palliatieve zorg geïntegreerd worden en de transitie naar zorg in hospice.

Met betrekking tot starten van richtlijngerichte medische therapie in een patiënt met een nieuwe HFrEF diagnose, bevat de ECDP een behandelalgoritme. De schrijfcommissie van de ECDP raadt aan om te starten met of een ARNI/ACEi/ARB of bètablokker (in sommige gevallen met beide). Toevoeging van andere medicatie is afhankelijk van de patiëntkarakteristieken.

Vind dit artikel online op J Am Coll Cardiol.

Deel deze pagina met collega's en vrienden: