Cardiovasculaire Geneeskunde.nl

Causaal verband tussen verhoogde bloeddruk en risico op AF

The relationship between blood pressure and risk of atrial fibrillation: a Mendelian randomization study.

Literatuur - Georgiopoulos G, Ntritsos G, Stamatelopoulos K, et al. - Eur J Prev Cardiol. 2021 Feb 9:zwab005. doi: 10.1093/eurjpc/zwab005

Introductie en methoden

Atriumfibrilleren (AF) is de meest voorkomende cardiale aritmie en is geassocieerd met een verhoogd risico op ziekenhuisopname, HF, beroerte, en sterfte [1,2]. Grote longitudinale cohortstudies hebben verschillende mogelijke risicofactoren voor incidente AF gevonden, waaronder veroudering, roken, alcoholmisbruik, hypertensie, obesitas, diabetes, MI, en HF [3-6]. Vooral de ernst en duur van hypertensie zijn zeer belangrijke risicofactoren bij new-onset AF.

Op basis van observationele studies, meta-analyses en secundaire analyses van RCTs bij patiënten met hypertensie, bevelen richtlijnen bloeddrukverlagende therapie aan voor de preventie van AF [1,2]. Maar ondanks de sterke associatie is het lastig om een causaal verband vast te stellen tussen hypertensie en AF, omdat ze gevoelig zijn voor systemische fouten en mogelijk verstoord worden door verschillende risicofactoren [6-8]. Een verhoogde BP bijvoorbeeld, is geassocieerd met ouderdom, maar veroudering is ook een belangrijke risicofactor voor het ontwikkelen van AF [6-8]. Deze verstorende factoren belemmeren epidemiologische studies bij het leggen van causale verbanden tussen BP en AF.

Mendeliaanse randomisatie (MR) is naar voren gekomen als een geschikte methode om causale verbanden te onderzoeken. Deze methode heeft minder vaak last van verstorende elementen, omdat tijdens de bevruchting allelen willekeurig worden toebedeeld waardoor een gebalanceerde verdeling van genotypen ontstaat. Bovendien is MR minder gevoelig voor omgekeerde causaliteit, omdat genotypen niet beïnvloed worden door de aanwezigheid van een aandoening. Deze studie voerde grootschalige MR analyses uit op functionele genetische varianten die gerelateerd waren met BP om een mogelijk causaal verband aan te tonen tussen BP waarden en risico op het ontwikkelen van AF.

Uit de UK Biobank en de International Consortium of Blood Pressure Genome Wide Association Study (ICBP-GWAS) werden bevestigde en onafhankelijke genetische varianten verzameld die functioneel geassocieerd waren met BP. Van de 901 varianten, waren 894 SNPs beschikbaar uit een AF genetica GWAS met 60620 AF cases en 970216 controles van Europese afkomst [14]. Deze genetische varianten (266 SNPs voor systolische BP, 345 SNPs voor diastolische BP, en 283 SNPs voor polsdruk) werden gebruikt in drie aparte case-control MR analyses om een mogelijk causaal verband te vinden tussen DBP, SBP, en polsdruk en risico op het ontwikkelen van AF. Er werd uitgegaan van 3 belangrijke aannames bij de MR analyses: 1) de SNPs moeten sterk geassocieerd zijn met BP, 2) de genetische varianten mogen de uitkomst alleen beïnvloeden via hun effect op BP, en 3) varianten mogen geen verstorend effect hebben op de associatie tussen BP en AF [15]. Om dubbele cases en controles te vermijden werd alleen de ICBP-GWAS gebruikt om causale effecten van BP op AF te schatten. De MR-Egger regressiemethode en MR pleiotrophy residual sum and outlier (MR-PRESSO) test werden toegepast om de robuustheid van de resultaten te testen.

Belangrijkste resultaten

Conclusie

Deze MR studie leverde bewijs dat er een mogelijk causaal verband is tussen een verhoogde BP en risico op het ontwikkelen van AF. De associatie tussen BP en AF omvatte zowel SBP, DBP, als polsdruk. Het verband tussen BP en AF was onafhankelijk van de aanwezigheid van een ischemische hartziekte en obesitas.

De auteurs stellen dat adequate BP regulatie bij de algemene populatie een effectieve langetermijnstrategie zou kunnen zijn voor de preventie van AF en de bijbehorende complicaties.

Referenties

Toon referenties

Vind dit artikel online op Eur J Prev Cardiol

Deel deze pagina met collega's en vrienden: