Cardiovasculaire Geneeskunde.nl

Atypische PF4-afhankelijke trombose en trombocytopenie in sommige gevallen na COVID-19 vaccinatie

Pathologic Antibodies to Platelet Factor 4 after ChAdOx1 nCoV-19 Vaccination

Literatuur - Scully M, Singh D, Lown R, et al. - N Engl J Med. 2021 Apr 16. doi: 10.1056/NEJMoa2105385.

Introductie en methoden

Vaccinaties zijn cruciaal om de COVID-19 pandemie onder controle te krijgen en een hoge dekkingsgraad is al bereikt in sommige landen [1,2]. Meer dan de helft van de 9 miljoen mensen in Israël heeft een tweede dosis gekregen en meer dan 25 miljoen mensen hebben in het Verenigd Koninkrijk tenminste één dosis toegediend gekregen. Nadelige events na toediening van het ChAdOx1 nCoV-19 vaccin (AstraZeneca) zijn recentelijk gerapporteerd. Deze omvatten trombose, voornamelijk cerebrale veneuze trombose, en trombocytopenie die hebben geleid tot enkele fatale gevallen [3,4]. Er is nog geen causaal verband vastgesteld. Toch hebben de U.K. Medicines and Healthcare Products Regulatory Agency (MHRA) en het Europees Medicijnagentschap (EMA) erkend dat vaccins gericht tegen SARS CoV-2 geassocieerd kunnen zijn met een zeldzame vorm van trombose en trombocytopenie waarbij ernstige nadelige events optreden [5,6].

Deze studie presenteert de bevindingen in 23 patiënten met trombose, voornamelijk cerebrale veneuze trombose, en/of trombocytopenie 6 tot 24 dagen na toediening van de eerste dosis van het ChAdOx1 nCoV19 vaccin.

Deze studie beschrijft 22 patiënten met verdenking op een vermoeden vandoor vaccin-geïnduceerde trombose en trombocytopenie (VITT) en 1 patiënt met geïsoleerde trombocytopenie en een bloedingsfenotype. De 3 indexpatiënten met progressieve trombose en trombocytopenie hadden klinische kenmerken die gelijkenis vertoonden met het klinisch beeld in patiënten met heparine-geïnduceerde trombocytopenie. Patiënten werden vanwege deze kenmerken serologisch getest op de aanwezigheid van antilichamen gericht tegen plaatjes factor 4 (PF4) door middel van een ELISA assay. Het testen werd uitgevoerd met sera dat voor het toedienen van een heparine-gebaseerde behandeling was verkregen. In verscheidene gevallen (n=7) werden de ELISA resultaten bevestigd met een functionele HIT assay, uitgevoerd door een referentielaboratorium. Mediane leeftijd van de patiënten was 46 jaar (bereik: 21-77 jaar). Er was geen bewijs voor trombofilie of andere veroorzakers gevonden, behalve 1 patiënt met een geschiedenis van diep veneuze trombose (DVT) en 1 patiënt die de anticonceptiepil slikte.

Belangrijkste resultaten

Conclusie

Deze studie liet zien dat een zeldzame atypische PF4-afhankelijke trombose en trombocytopenie kan optreden die een klinische gelijkenis heeft met heparine-geïnduceerde trombocytopenie bij personen die de eerste injectie met het ChAdOx1 nCoV-19 vaccin hebben gekregen. De trombose die gezien werd in enkele gevallen na vaccinatie kwam voornamelijk voor in cerebrale aderen.

Hoewel er nog geen bewijs is geleverd dat heparine het vaccin-geïnduceerde syndroom verergert, bevelen de auteurs aan om antistolling met een non-heparine antistollingstherapie of DOAC te overwegen. Ook toediening van intraveneuze immunoglobuline (IVIG), die succesvol is geweest bij de behandeling van HIT, moet overwogen worden. En uitwisseling van plasma met plasma in plaats van albumine zou effectief kunnen zijn bij het verminderen van pathologische antilichamen en zou enige correctie kunnen bieden voor hypofibrinogenemie.

Referenties

Toon referenties

Vind dit artikel online op N Eng J Med

Deel deze pagina met collega's en vrienden: