Epicardiale vetmetingen met zowel MRI als echocardiografie in HFrEF en HFpEF
Epicardial fat in heart failure with reduced versus preserved ejection fraction
Literatuur - Tromp J, Bryant JA, Xuanyi Jin X et al. - Eur J Heart Fail. 2021 Mar 16. doi: 10.1002/ejhf.2156.Introductie en methoden
Epicardiaal vetweefsel (EAT) speelt een belangrijke rol in de regulatie van myocardfunctie en draagt mogelijk bij aan het behoud van cardiale gezondheid via mechanische, metabolische, thermochemische, en paracrine functies. Aan de andere kant kan inflammatie door obesitas leiden tot myocarddysfunctie in HF [1]. Data van eerdere studies toonden echter tegenstrijdige associaties tussen EAT en HF [2-6]. De meetmethode van EAT met ofwel MRI of echocardiografie kan van invloed zijn op de resultaten. Geen van de eerdere onderzoeken gebruikte beide methoden voor het meten van EAT. De MRI-techniek maakt gebruik van volledige hart EAT-volume en -massametingen, terwijl bij echocardiografie alleen EAT-dikte over de vrije wand van het rechterventrikel gemeten kan worden.
Deze prospectieve, multicenter studie vergeleek EAT-massa met MRI (EAT-MRI) en EAT-dikte met echocardiografie (EAT-echo) in patiënten met HFpEF (n=47) en HFrEF (n=204) en controles zonder HF (n=113). Alle personen ondergingen een cardiale MRI en echocardiografie
Hartvolume, linkerventrikel massa (LVM), en globale longitudinale strain (GLS) werden bepaald met standaard MRI-methoden. Myocardiale T1 mapping van basale en mid short-axis slices werden gebruikt om het extracellulaire volume (ECV) te schatten. EAT-echodikte werd gedefinieerd als de echovrije ruimte tussen myocard- en pericardlagen in de parasternale long- of short-axis weergegeven op tweedimensionale transthoracale echocardiografie.
Belangrijkste resultaten
- EAT-MRI massa was het grootst in HFrEF vergeleken met controles zonder HF (P<0.001), na correctie voor confounders.
- EAT-echo liet daarentegen zien dat de EAT-dikte het kleinst was in patiënten met HFrEF in vergelijking met controles zonder HF (P<0.03). Er was geen significant verschil in EAT-echo dikte tussen patiënten met HFpEF en controles.
- Van een groter hart wordt verwacht dat het ook een grotere totale EAT-MRI-massa heeft. EAT-MRI-massa werd daarom gecorrigeerd voor LVM. De resulterende EAT-MRI/LVM ratio was lager in HFrEF en HFpEF in vergelijking met controles (respectievelijk P<0.001 en P=0.0081).
- Een grotere EAT-MRI massa was geassocieerd met een verhoogde linkerventrikel GLS (β=-0.21, P<0.001) in patiënten met HF. De sterkste associatie werd gevonden in patiënten met HFpEF (β=-0.48, P=0.003) ten opzichte van patiënten met HFrEF (β=-0.15, P=0.016).
- Een grotere EAT-MRI massa was alleen geassocieerd met een hoger cardiaal ECV in HFpEF (β=-0.63, P=0.034), niet in patiënten met HFrEF (Pinteraction<0.001).
Conclusie
Deze studie liet zien dat EAT-MRI massa groter was bij patiënten met HFrEF in vergelijking met controles. De EAT-MRI/LVM-MRI ratio was echter lager in HFrEF en HFpEF in vergelijking met controles zonder HF, en de EAT-echo dikte was kleiner bij patiënten met HFrEF in vergelijking met controles. Een grotere EAT-MRI massa was sterker geassocieerd met linkerventrikel dysfunctie (verhoogde GLS) en myocardiale fibrosis (groter ECV) in patiënten met HFpEF dan in patiënten met HFrEF.
Deel deze pagina met collega's en vrienden: