Gelijktijdig gebruik van DOAC en aspirine zonder indicatie geassocieerd met verhoogd aantal bloedingen bij AF en VTE
Adverse Events Associated With the Addition of Aspirin to Direct Oral Anticoagulant Therapy Without a Clear Indication
Introductie en methoden
Aspirine, of acetylsalicylzuur (ASA), in combinatie met orale antistollingstherapie is geïndiceerd voor patiënten met niet-valvulaire AF of VTE die ACS ervaren en/of PCI ondergaan, evenals voor patiënten met bepaalde assist devices [1,2]. Afgezien van aandoeningen waarbij combinatie van ASA en orale antistolling is geïndiceerd, kan combinatietherapie resulteren in een verhoogd bloedingsrisico zonder een vermindering in trombose-uitkomsten [3-7]. De ACC/AHA richtlijnen voor de primaire preventie van CVD uit 2019 bevelen het gebruik van profylactische ASA in combinatie met anticoagulantia niet aan bij patiënten met een verhoogd bloedingsrisico [7]. Het is echter onduidelijk welk deel van de patiënten die een DOAC gebruiken, ook ASA krijgt zonder therapeutische indicatie en hoe combinatietherapie met ASA en DOAC klinische uitkomsten beïnvloedt in patiënten met AF en/of VTE.
Deze register gebaseerde cohortstudie includeerde 3280 patiënten (1673 mannen [51%], gemiddelde leeftijd 68.2 [SD: 13.3] jaar) die een DOAC kregen en die geen duidelijke indicatie hadden voor ASA. Patiënten die een DOAC startten voor AF of VTE in 4 antistollingsklinieken in de staat Michigan, VS werden opgenomen in het register. Patiënten bij wie follow-updata van <3 maanden beschikbaar waren, die een MI <6 maanden voorafgaand aan de start van de DOAC hadden doorgemaakt of een geschiedenis van hartklepvervanging hadden, werden uitgesloten. Patiënten die geen ASA gebruikten, werden opgenomen in de DOAC monotherapiegroep (2173 van 3280, 66.3%) en patiënten die ASA gebruikten (welke dosis dan ook), werden opgenomen in de combinatietherapiegroep (1107 van 3280, 33.8%). Propensity-scoring resulteerde in twee propensity-score gematchte cohorten van elk 1047 patiënten. De primaire uitkomst was het aantal door patiënten gemelde bloedingen, ongeacht de ernst van de bloeding. Secundaire bloedingsuitkomsten omvatten majeure bloedingen, niet-majeure bloedingen, bezoeken aan de SEH voor bloedingen en ziekenhuisopnames voor bloedingen. Secundaire trombose-uitkomsten waren onder andere ischemische beroertes, TIA, VTE, ACS/MI, bezoeken aan de SEH voor trombose en ziekenhuisopnames voor trombose. De mediane follow-up was 12 (IQR 6-30) maanden.
Belangrijkste resultaten
- Patiënten die combinatietherapie kregen, hadden significant meer bloedingen dan patiënten die DOAC monotherapie kregen (31.60 per 100 patiëntjaren, 95%CI 30.54-32.75 vs. 26.00 per 100 patiëntjaren, 95%CI 25.05-27.06, P=0.009). Dit werd voornamelijk veroorzaakt door een verhoogd aantal niet-majeure bloedingen bij patiënten die combinatietherapie kregen vergeleken met degenen die DOAC monotherapie kregen (26.10 per 100 patiëntjaren, 95%CI 25.14-27.15 vs. 21.70 per 100 patiëntjaren, 95%CI 20.77-22.60, P=0.02). Er was geen significant verschil in majeure bloedingen tussen groepen.
- Aantal bezoeken aan de SEH voor bloedingen was vergelijkbaar tussen de groepen. Het aantal ziekenhuisopnames voor bloedingen was echter wel hoger bij patiënten die combinatietherapie kregen in vergelijking met patiënten die DOAC monotherapie kregen (8.20 per 100 patiëntjaren, 95%CI 7.62-8.75 vs. 5.30 per 100 patiëntjaren, 95%CI 4.87-5.78, P=0.006).
- Het aantal majeure gastro-intestinale (GI) bloedingen was vergelijkbaar tussen de groepen. Mineure gastro-intestinale bloedingen kwamen echter wel vaker voor bij combinatietherapie vergeleken met DOAC monotherapie (4.57 per 100 patiëntjaren, 95%CI 4.16-5.01 vs. 3.04 per 100 patiëntjaren, 95%CI 2.71-3.40, P=0.03).
- Het aantal trombose events was laag en vergelijkbaar tussen groepen. Er was geen verschil in SEH-bezoeken voor trombose of ziekenhuisopname voor trombose tussen groepen. Er was ook geen verschil in mortaliteit tussen de twee behandelgroepen.
Conclusie
Deze register-gebaseerde cohortstudie in patiënten met AF en/of VTE toonde aan dat 1 op de 3 patiënten ASA gebruikte zonder duidelijke therapeutische indicatie naast DOAC. Patiënten op ASA plus DOAC ondervonden significant meer bloedingen dan patiënten op DOAC monotherapie. Dit verschil werd veroorzaakt door een verschil in aantal niet-majeure bloedingen tussen groepen. Patiënten op ASA plus DOAC werden ook vaker in het ziekenhuis opgenomen vanwege bloedingen in vergelijking met patiënten op DOAC monotherapie. Er was geen significant verschil in het aantal majeure bloedingen noch in het aantal trombose events tussen de groepen.
Deel deze pagina met collega's en vrienden: