Geen significant verschil in uitkomsten met ritmecontrole met ablatie vs. frequentiecontrole in patiënten met AF en HF
Nieuws - 27 mei 2021A Randomized Ablation-based Atrial Fibrillation Rhythm Control Versus Rate Control Trial In Patients With Heart Failure And High Burden Atrial Fibrillation (RAFT-AF)
Gepresenteerd op de ACC.21 door Anthony Tang (London, ON, Canada)
Introductie en methoden
Eerdere studies hebben laten zien dat dat ritmecontrole met anti-aritmica niet superieur is aan frequentiecontrole bij patiënten met AF. De RAFT-AF trial onderzocht of op ritmecontrole door middel van ablatie sterfte door alle oorzaken en HF events vermindert in vergelijking met frequentiecontrole bij patiënten met HF en AF.
RAFT-AF was een multicenter, multinationale gerandomiseerde controletrial. De studie includeerde patiënten met een hoge belasting van AF en NYHA klasse II-III HF (zowel HFrEF als HFpEF) en verhoogd NT-proBNP. In totaal werden 411 patiënten 1:1 gerandomiseerd naar ofwel frequentiecontrole ofwel ritmecontrole door middel van ablatie. Frequentiecontrole beruste in eerste instantie op medicatie met als doel om een rustfrequentie van ≤80 bpm en een 6-minuten-lopen hartfrequentie van ≤110 bpm te bereiken. Als de streeffrequentie niet werd bereikt met medicijnen, ondergingen de patiënten AV-knoop-modificatie en ontvingen ze een biventriculaire pacemaker. Ritmecontrole door middel van ablatie bestond uit isolatie van de longaders ± extra laesies. De samengestelde primaire uitkomst bestond uit sterfte door alle oorzaken en HF events. Het onderzoek werd vroegtijdig stopgezet op aanbeveling van de Data Monitoring Committee na tussentijdse analyse omdat het deelnamepercentage en eventpercentage minder waren dan verwacht. Er werden daarom minder patiënten in de studie opgenomen dan vooraf gepland. Als gevolg heeft de studie een gelimiteerde statistische power om verschillen tussen de twee behandelingen aan te tonen. De mediane follow-up was 37 maanden.
Belangrijkste resultaten
- 23.4% van de patiënten die ritmecontrole met ablatie kregen en 32.5% van de patiënten in de frequentiecontrolegroep stierf of ervoer een HF event. Er was echter geen statistisch significant verschil voor de primaire uitkomst van sterfte door alle oorzaken en HF events tussen de twee behandelgroepen (HR 0.71, 95%CI 0.49-1.03, P=0.066).
- Onder patiënten met LVEF ≤45% trad het samengestelde primaire eindpunt op bij 22.8% van de patiënten die ritmecontrole door middel van ablatie kregen en bij 37.1% van de patiënten in de frequentiecontrolegroep. Dit verschil was echter niet statistisch significant (HR 0.63, 95%CI 0.39-1.02, P=0.059). Er was ook geen significant verschil tussen de behandelgroepen bij patiënten met LVEF >45% (HR 0.88, 95%CI 0.48-1.61, P=0.67).
- Patiënten die ritmecontrole door middel van ablatie kregen hadden een numeriek grotere verbetering van LV-functie en kwaliteit van leven en een numeriek grotere afname van NT-proBNP vergeleken met patiënten in de frequentiecontrolegroep. Deze verschillen waren echter niet statistisch significant.
Conclusie
Er werden geen significante verschillen in uitkomsten gevonden tussen ritmecontrole door middel van ablatie en frequentiecontrole voor de primaire uitkomst van sterfte door alle oorzaken en HF events in patiënten met HF en AF.
Discussie
De discussiant Rachel Lampert (New Haven, CT, VS) zei dat hoewel het primaire eindpunt niet werd gehaald, de resultaten van de RAFT-AF trial wel suggereren dat ritmecontrole door middel van ablatie uitkomsten kan verbeteren ten opzichte van frequentiecontrole bij patiënten met AF en HFrEF. Lampert benadrukte ook dat de verbetering van de kwaliteit van leven in de patiëntengroep die ritmecontrole door middel van ablatie kregen van groot belang is in de context van patiëntgerichte zorg.
-Onze verslaglegging van ACC.21 is gebaseerd op de informatie die beschikbaar is gesteld tijdens het congres-
Deel deze pagina met collega's en vrienden: