Laag percentage beroertes en bloedingen met NOAC in AF patiënten met extreem lichaamsgewicht
Literatuur - Boriani G, De Caterina R, Manu MC et al., - J Clin Med 2021, 10(13), 2879; https://doi.org/10.3390/jcm10132879Introductie en methoden
Ondergewicht en overgewicht zijn mogelijk geassocieerd met verhoogde trombotische en hemorragische risico’s. Ook is mogelijk de farmacokinetiek van antistolling veranderd in individuen met extreem lichaamsgewicht [1] en de effecten van veranderde farmacokinetiek/farmacodynamiek van NOACs in deze individuen zijn onbekend [2.3]. De ISTH SSC (International Society of Thrombosis and Hemostasis Scientific and Standardisation Committee) stelde voor om gebruik van NOACs in obese patiënten te vermijden (>120 kg of BMI >40 kg/m2, maar duidelijke richtlijnen over gebruik van NOACs in patiënten met ondergewicht werden niet gegeven [4].
Deze subgroepanalyse van het ETNA-AF-Europe register onderzocht de klinische uitkomsten in patiënten behandeld met edoxaban voor verschillende lichaamsgewichten (≤60 kg [n=1310], >80-≤100 kg [n=4335], >100 kg [n=1446) in vergelijking met de referentie gewichtsgroep (>60-≤80 kg, [n=5565]). Ook werden klinische uitkomsten bepaald voor verschillende BMI waarden (<18.5 kg/m2, ≥25-<30 kg/m2, ≥30-<35 kg/m2, >35 kg/m2) in vergelijking met de normale BMI groep (≥18-<25 kg/m2).
ETNA-AF-Europe is een multinationale, multicenter post-authorisatie, observationele studie in 10 Europese landen. Deze analyse rapporteerde 1 jaars uitkomsten in 13.092 AF patiënten behandeld met edoxaban. Jaarlijkse event percentages (% per patiëntjaar) werden gerapporteerd voor veiligheids- en effectiviteitsuitkomsten. 62.7% Van patiënten in de lagere gewicht groep ontving de aanbevolen edoxaban-dosis 30 mg, wat suggereert dat de rest van de patiënten een hogere dosis ontving dan aanbevolen.
Belangrijkste resultaten
- Risico op beroerte/SEE en ischemische beroerte na 1 jaar was 0.82%/jaar en 0.56%/jaar in de totale populatie, en er was geen verschil in risico tussen de gewichtsgroepen, zowel in het ongecorrigeerde model als na correctie voor eGFR en CHA2DS2-VASc score.
- Percentages van majeure bloedingen en ICH waren 1.05%/jaar en 0.24%/jaar in de totale populatie en er was geen verschil in risico tussen gewichtsgroepen na correctie voor eGFR en CHA2DS2-VASc score.
- Jaarlijkse event percentages door totale sterfte namen af met toenemend gewicht, met een jaarlijks event percentage van 3.50%/jaar voor sterfte door alle oorzaken in de algemene populatie. Na correctie was risico op totale sterfte hoger in de lagere gewichtsgroep (≤60 kg) en de groep van >80-≤100 kg en >100 kg in vergelijking met de referentiegroep (HR 1.41, 95%CI:1.08-1.84, HR 1.29, 95%CI: 1.01-1.65, HR 2.04, 95%CI: 1.35-3.10).
- Percentages van CV-gerelateerde sterfte namen ook af met toenemend gewicht, met een jaarlijks event percentage van 1.63%/jaar in de totale populatie. Na correctie voor eGFR en CHA2DS2-VASc score, was risico op CV-gerelateerde sterfte niet verschillend voor gewichtscategorieën.
- Wanneer data werd geanalyseerd volgens BMI categorieën, was risico op sterfte en CV sterfte verhoogd in patiënten met ondergewicht in vergelijking met patiënten met een normaal BMI. Er werden geen verschillen in risico op sterfte door alle oorzaken en CV sterfte gezien met hoger dan normaal BMI.
Conclusie
Deze subanalyse van ETNA-AF-Europe liet zien dat bij patiënten met AF die edoxaban gebruiken het risico op beroerte en bloedingen laag was en niet verschilde tussen verschillende gewichtscategorieën. Een hoger risico op sterfte door alle oorzaken werd gezien in lagere en hogere gewichtscategorieën in vergelijking met de referentiegroep (U-curve associatie), wat in contrast is met eerdere bevindingen die een ‘obesitas paradox’ voor mortaliteit omschreven.
Deel deze pagina met collega's en vrienden: