Klinische inertie in patiënten met familiaire hypercholesterolemie
Treatment Inertia in Patients with Familial Hypercholesterolemia
Literatuur - Langer A, Mancini J, Tan M, et al. - J Am Heart Assoc. 2021;190:e020126. DOI: 10.1161/JAHA.120.020126Introductie en methoden
De richtlijn van de Canadian Cardiovascular Society (CCS) beveelt LDL-c verlagende therapie (LLT) met hoog intensiteit statines en een eventuele aanvullende behandeling met ezetimibe en/of een PCSK9-remmer aan bij patiënten met vastgesteld CVD wanneer LDL-c waarden niet met tenminste 50% zijn verlaagd of onder de 2.0 mmol/L zitten [1]. Verder beveelt de CCS dezelfde therapeutische aanpak aan bij patiënten met FH, zij het met een LDL-c streefwaarde van <2.5 mmol/L [2]. Maar zelfs met deze behandelrichtlijnen worden patiënten met verhoogd LDL-c slecht gemanaged, waardoor de meesten niet hun LDL-c streefwaarde bereiken [3-6]. Een recente studie heeft echter aangetoond dat het begeleiden van artsen met behulp van een herinneringssysteem een verbetering in lipidenmanagement gaf. Deze post hoc analyse onderzocht de zorgkloof bij patiënten met FH met betrekking tot LLT. Verder onderzocht deze analyse of lipidenmanagement verschilde tussen patiënten met CVD en patiënten met FH.
De Guidelines Oriented Approach to Lipid Lowering (GOAL) Canada was een onderzoeker-geïnitieerd interventieprogramma. De interventie bestond uit herinneringen aangaande lipidenmanagement bij het invoeren van gegevens in het elektronische casusrapport. In totaal deden 177 artsen (58% uit de eerstelijnszorg en 42% specialisten) mee aan het onderzoek en zij includeerden in totaal 2009 patiënten (ten minste 12 patiënten per arts) met klinische vaatziekten zoals CAD, PAD, cerebrovasculaire ziekte, abdominaal aorta-aneurysma of met FH. Geïncludeerde patiënten hadden LDL-c waarden van >2 mmol/L terwijl ze behandeld werden met maximaal getolereerde statines (na minimaal 2 statines geprobeerd te hebben, elk met minimaal 2 verlaagde doses) voor tenminste 3 maanden vooraf aan inclusie. Er werden 1054 (52.4%) patiënten met CVD, 636 (31.7%) patiënten met FH, en 319 (15.9%) patiënten met FH en vastgesteld CVD geïncludeerd. LLT werd tijdens het eerste bezoek onderzocht, en tweemaal tijdens follow-up (~4-6 maanden tussen elk bezoek). Het vooraf gespecificeerde primaire eindpunt was het percentage patiënten dat de door CCS aanbevolen LDL-c streefwaarden bereikte ( ≥50% reductie of<2 mmol/L bij patiënten met CVD en ≥50% reductie of <2.5 mmol/L bij patiënten met FH).
Belangrijkste resultaten
- Op baseline werden 70.6% van de patiënten met FH behandeld met een statine in vergelijking met 79.2% van de patiënten met CVD (P=0.0001). Een groter percentage patiënten met FH werd behandeld met ezetimibe in vergelijking met patiënten met CVD (respectievelijk 28.1% vs. 20.4%%, P=0.0003). 46.6% Van de patiënten met FH gebruikte een hoge intensiteit statine ten opzichte van 58.1% van de patiënten met CVD of 67.7% van de patiënten met FH en CVD (beide P=0.0001).
- 45.3% Van de patiënten met FH had bij de baselinemeting hun LDL-c streefwaarde bereikt (LDL-c >2 - <2.5 mmol/L) ten opzichte van geen enkele patiënt met CVD of FH en CVD. Bij het derde follow-upbezoek had 73.6% van de patiënten met FH de streefwaarde bereikt.
- Van alle patiënten met FH die hun streefwaarde niet bij de baselinemeting had bereikt, had 22.0% hun LDL-c-doel behaald bij het laatst beschikbare follow-upbezoek in vergelijking met 45.8% van de patiënten met CVD en 55.2% van de patiënten met FH + CVD (P<0.0001).
- Vanaf baseline tot aan het derde bezoek werden significante LDL-c verlagingen waargenomen bij patiënten met FH (-1.4±1.6 mmol/L, P=0.0001), met CVD (-0.8±1.2 mmol/L, P<0.0001), en in diegenen met FH en CVD (-1.4±1.4 mmol/L, P=0.0001). De sterkste verlaging in LDL-c werd gevonden bij patiënten met FH die hun LDL-c streefwaarde bij de baselinemeting niet hadden bereikt in vergelijking met diegenen die hun streefwaarde op baseline wel hadden bereikt (respectievelijk -1.6±1.6 mmol/L vs. -1.2±1.8 mmol/L, P=0.02).
- De sterkste voorspellers van het behalen van de LDL-c--streefwaarde waren PCSK9i behandeling (OR 11.4, 95% CI: 8.7-15.0, P<0.0001), statine gebruik (OR 5.3, 95% CI: 4.2-6.7, P<0.0001), behandeling met ezetimibe (OR 1.6, 95% CI: 1.3-1.9, P<0.0001), en diagnose FH (OR 2.7, 95% CI: 2.0-3.5, P=0.0001).
Conclusie
Deze post hoc analyse suggereert dat het herinneringen van artsen aan aanbevolen LLT leidde tot een toename van het aantal patiënten met FH en/of CVD die LDL-c behandeldoelen bereikten. Er blijft echter klinische inertie bestaan bij patiënten met FH, ook bij diegene met vastgestelde CVD.
Deel deze pagina met collega's en vrienden: