
Grotere toename in minimale fibreuze kapdikte door PCSK9-remmer na NSTEMI
Assessing the impact of PCSK9 inhibition on coronary plaque phenotype with optical coherence tomography: Primary results of the HUYGENS study
Gepresenteerd op het ESC congres 2021 door: Prof. dr. Stephen Nicholls Melbourne, Australie
Introductie en methoden
Eerdere studies met IVUS hebben laten zien dat hoge intensiteit statines met en zonder PCSK9-remmers resulteren in plaqueregressie en dat de mate van plaqueregressie in verhouding stond tot LDL-c verlaging. Kwetsbaarheid van de plaque speelt een belangrijke rol in residueel CV risico, maar de impact van lipidenverlaging op plaque kwetsbaarheid is onbekend.
In de HUYGENS studie werd de impact van evolocumab bovenop statinetherapie op plaquefenotypes onderzocht in patiënten post-ACS.
Patiënten met NSTEMI, angiografisch CAD en kwalificerend LDL-c afhankelijk van eerder statinegebruik, waarvoor intentie was om ze vervolgens met maximaal tolereerbare statines te behandelen, met een targetsegment op optische coherentie tomografie (OCT) dat ten minste bestond uit 1 image met fibreuze kapdikte (FCT) <120 µm en 1 image met lipidenboog >90° werden geïncludeerd. Patiënten werden gerandomiseerd naar evolocumab 420 mg SC maandelijks of naar gematchte placebo, in aanvulling op standaard lipidenverlagende therapie. Patiënten onderging OCT op baseline en na 50 weken. Er waren 135 patiënten die de studie voltooiden.
OCT analyse werd uitgevoerd op cross-sectionele images 0.2 mm van elkaar door een gematcht arterieel segment. Analyse omvatte metingen van de minimale FCT en de mate van de lipidenboog in elk image. Primaire eindpunt was de verandering in minimale FCT waar dan ook in het segment.
Belangrijkste resultaten
- De toename in het primaire eindpunt, de absolute verandering in minimale FCT waar dan ook in het segment was groter in de evolocumabgroep (+42.7 µm) dan in de placebogroep (+21.5 µm) (P=0.015).
- Ook was het percentage verandering in minimale FCT waar dan ook in het segment groter in de evolocumabgroep (+81.8%) dan in de placebogroep (+44.3%) (P=0.04).
- Het gemiddelde minimale FCT in alle images door het gehele segment toonde vergelijkbare bevindingen: verandering in FCT +62.3 µm in de evolocumabgroep en +29.8 µm in de placebogroep (P=0.02).
- De verandering in maximale lipidenboog was groter in de evolocumabgroep (-57.5%) dan in de placebogroep (-31.4%) (P=0.04).
- Een verkennend eindpunt toonde dat het percentage patiënten met een image van minimale FCT <65 µm (wat geassocieerd is met verhoogde kan op het scheuren van de plaque) tijdens behandeling lager was in de evolocumabgroep (30.2%) dan in de placebogroep (12.5%).
- Wanneer behandelgroepen gepooled werden toonde dit dat lager behaald LDL-c of grotere absolute reducties in LDL-c geassocieerd waren met grotere dikte van de fibreuze kap.
- Vooraf gespecificeerde analyse was gericht op veranderingen in lipidenrijke plaques en toonde vergelijkbare bevindingen; grotere toename voor minimale FCT, maximale lipidenboog en lipidenlengte werd gezien in de evolocumabgroep.
- Evolocumab werd goed verdragen zonder een toename in bijwerkingen van speciale interesse.
Conclusie
In de HUYGENS studie resulteerde toevoeging van evolocumab aan maximaal tolereerbare statines voor 12 maanden in een grotere toename in de minimale FCT en grotere afname in de maximale lipidenboog, in het gehele vat en in lipidenrijke plaques, wanneer vergeleken met placebo bovenop maximaal tolereerbare statines. De mate van voordeel op plaquefenotypen stond in verhouding tot de intensiteit van lipidenverlaging.
Prof. concludeerde dat deze bevindingen suggereren dat kwetsbare plaques kunnen worden gestabiliseerd na een ACS en dat dit zou moeten motiveren tot het gebruik van intensieve lipidenverlagende therapieën in patiënten na ACS.

De rationale en ontwerp van deze studie werden gepubliceerd in Cardiovasc Diagn Ther.
Deel deze pagina met collega's en vrienden: