SGLT2-remmer vermindert risico op nier- en CV-uitkomsten in alle albuminurie-categorieën
Nieuws - 4 okt. 2021Efficacy and safety of dapagliflozin on kidney and cardiovascular outcomes by baseline albuminuria: a secondary analysis of the DAPA-CKD trial
Gepresenteerd op de EASD 2021 door: Prof. dr. Hiddo Lambers Heerspink - Groningen, Nederland
Introductie en methoden
De DAPA-CKD trial toonde eerder aan dat de SGLT2-remmer dapagliflozine het risico op nierfalen, HF ziekenhuisopname of CV sterfte en sterfte door alle oorzaken verminderde bij patiënten met CNS, met of zonder T2DM. Deze vooraf gespecificeerde secundaire analyse beoordeelde de werkzaamheid en veiligheid van dapagliflozine op nier- en CV-uitkomsten in verschillende albuminurie-categorieën.
DAPA-CKD randomiseerde patiënten met CNS (UACR 200-5000 mg/g; eGFR 25-75 ml/min/1.73 m²) naar dapagliflozine 10 mg/d of placebo. Het primaire eindpunt was een samenstelling van aanhoudende daling van ≥50% in eGFR, eindstadium nierfalen of overlijden door een renale of CV-oorzaken. Secundaire uitkomsten omvatten een nierspecifieke uitkomst (primaire uitkomst exclusief CV sterfte), CV sterfte of HF ziekenhuisopname, en sterfte door alle oorzaken.
De huidige analyse beoordeelde de relatieve en absolute effecten van dapagliflozine versus placebo op de primaire en secundaire uitkomsten, gestratificeerd naar UACR op baseline (≤1000 mg/g, >1000 tot ≤3500 mg/g, >3500 mg/g).
Belangrijkste resultaten
- De relatieve risicoreductie met dapagliflozine versus placebo op het primaire eindpunt was consistent in alle UACR-categorieën (P voor interactie=0.93). Het aantal primaire eindpuntevents nam aanzienlijk toe met toenemende UACR-categorie. De absolute risicoreductie voor het primaire eindpunt met dapagliflozine was significant groter in hogere UACR-categorieën (3.5% [95%CI 1.6-5.4%] voor UACR ≤1000 mg/g, 6.9% [95%CI 3.6-10.1%] voor UACR>1000 tot ≤3500 mg/g, en 13.8% [95%CI 3.0-24.5%] voor UACR >3500 mg/g, P voor interactie =0.02.
- De relatieve risicoreductie met dapagliflozine versus placebo op het primaire eindpunt was consistent in alle UACR-categorieën bij patiënten met en zonder T2DM (P voor interactie = respectievelijk 0.93 en 0.42).
- De relatieve risicoreductie met dapagliflozine was ook consistent in alle UACR-categorieën voor alle secundaire uitkomsten (alle P voor interactie >0,59). De absolute risicoreductie voor de nierspecifieke uitkomst met dapagliflozine was significant groter in hogere UACR-categorieën (P voor interactie=0.002).
- De acute eGFR-helling (van baseline tot week 2) toonde aan dat dapagliflozine de eGFR in elke UACR-categorie met 2 tot 3 ml/min/1.73 m² verminderde. De totale eGFR-helling (van baseline tot einde van de behandeling) toonde echter aan dat dapagliflozine de afname van eGFR vertraagde in alle UACR-categorieën in vergelijking met placebo.
- Het percentage patiënten dat ernstige nadelige events rapporteerde of nadelige events had die leidden tot stopzetting van het onderzoeksgeneesmiddel was vergelijkbaar in de dapagliflozinegroep en de placebogroep en consistent in alle UACR-categorieën.
Conclusie
Deze vooraf gespecificeerde secundaire analyse van de DAPA-CKD trial toonde aan dat de werkzaamheid en veiligheid van dapagliflozine op nier- en CV-uitkomsten consistent was in alle onderzochte UACR-categorieën bij patiënten met CNS met en zonder T2DM.
-Onze berichtgeving is gebaseerd op de op het virtuele EASD congres verstrekte informatie-
Deel deze pagina met collega's en vrienden: