Karakteristieken, behandeling en uitkomsten van hedendaagse AF-patiënten in Nederland en België
Contemporary management of patients with atrial fibrillation in the Netherlands and Belgium: a report from the EORP-AF long-term general registry
Literatuur - Erküner Ö, van Eck M, Xhaet O, et al., - Neth Heart J . 2021 Nov;29(11):584-594. doi: 10.1007/s12471-021-01634-y.Introductie en methoden
Doel van de studie
Registers worden gebruikt om karakteristieken, behandeling en uitkomsten van hedendaagse patiënten met atriumfibrilleren (AF) te bestuderen. Ook kan met gebruik van data van registers naleving van de richtlijnen worden bestudeerd en bewustwording worden verhoogd om behandeling van AF patiënten te verbeteren. In deze studie werden deze aspecten onderzocht in patiënten in het EURObservational Research Programme on Atrial Fibrillation long-term general (EORP-AF LTG) register die geïncludeerd waren in Nederland en België.
Studieopzet
Het EORP-AF LTG register is uitgevoerd in 27 landen en includeerde 11.096 patiënten van 2013 tot 2016. Voor deze analyse werden 967 patiënten uit Nederland en België geïncludeerd. Baseline karakteristieken en 1-jaar follow-up data werden gerapporteerd.
Uitkomsten
MACE was gedefinieerd als een samenstelling van CV-sterfte, ischemische beroerte/transiënte ischemische aanval (TIA), systemische trombo-embolie, myocardinfarct en majeure bloedingen. AF-progressie was gedefinieerd als paroxysmaal AF op baseline die aanhoudende/permanente AF werd na follow-up, terwijl AF-regressie gedefinieerd werd als persistente/permanente AF op baseline die paroxysmale AF werd na follow-up.
Belangrijkste resultaten
Baseline-karakteristieken
- Hypertensie was de meeste frequente comorbiditeit met een prevalentie van 49%.
- Er was een hogere prevalentie van hartfalen, obstructieve slaapapneu, T2DM en hyperlipidemie in Belgische patiënten. Belgische patiënten hadden ook een hoger BMI dan de Nederlandse patiënten.
Hartslag- vs. ritmeregulatietherapie
- Op baseline had de meerderheid van patiënten een ritmeregulatiestrategie (58,6%), terwijl 33,8% een hartslagregulatiestrategie had.
- 36,7% Van de patiënten namen antiaritmische medicatie en 67,7% namen medicatie voor hartslagregulatie.
- Belgische patiënten hadden vaker antiaritmische therapie dan Nederlandse patiënten (47,5% vs. 31,4%, P<0.001) met meer amiodaron-gebruikers, terwijl Nederlandse patiënten vaker sotalol gebruikten.
- Wat betreft medicatie voor hartslagregulatie was digoxinegebruik verschillend tussen de 2 landen, met meer gebruik in Nederland dan in België (19,5% vs. 4,7%, P<0,001).
- Van de 565 patiënten met ritmeregulatie, nam 55,4% dagelijkse antiaritmemedicatie, bij 5,6% was een elektrische cardioversie en 0,4% voor AF ablatie gepland, waardoor 41,9% van de patiënten overbleef zonder dagelijks antiaritmeregulatiemedicatie of geplande ritme interventie.
- Van de 326 patiënten met hartslagregulatiestrategie, nam 86,2% medicatie voor hartslagregulatie, terwijl 13,8% dat niet deed. 11,8% was verkeerd geclassificeerd voor hartslagregulatie.
Antistollingstherapie
- 91,9% Van de patiënten nam antistolling, met een grotere proportie van patiënten die NOACs gebruikten in België dan in Nederland (54,4% vs. 38,4%).
- Voor mannen met een CHA2DS2-VASc 0 en voor vrouwen met een score van 1 waren percentages van patiënten die antistolling gebruikten respectievelijk 71,6% en 66,7%. Van deze patiënten werd in 66,2% van de mannen en in 35% van de vrouwen een ritme interventie uitgevoerd of gepland. De overgebleven patiënten namen antistolling zonder een duidelijke indicatie.
- 14 Patiënten hadden overdosering met een NOAC, onderdosering kwam voor in 49 patiënten. Dus 63 patiënten (16,7%) van de 372 patiënten die NOACs namen waren niet correct gedoseerd.
Follow-up
- MACE gebeurde in 4,2% van de patiënten.
- 3,1% Van de patiënten overleed, 0,9% met een CV oorzaak. Ischemische beroerte gebeurd in 0,8% van de patiënten, en TIA in 0,3% van de patiënten. Twee patiënten (0,2%) hadden een intracraniële bloeding en 14 (1,6%) hadden een majeure extracraniële bloeding. MI gebeurde in 5 patiënten (0,6%).
- Van de 16 patiënten met een majeure bloeding tijdens follow-up hadden ze allen antistollingstherapie op baseline, 14 patiënten hadden nog steeds antistolling bij follow-up.
- Van de patiënten met MACCE tijdens follow-up had 1 onderdosering en 3 patiënten hadden geen antistollingstherapie op baseline, maar wel bij follow-up. Geen overdosering werd gezien.
- De meest frequente nieuwe diagnose tijdens follow-up was hartfalen, gevolgd door CKD en hypertensie.
Ritme follow-up en interventies
- AF-progressie en AF-regressie gebeurden evenveel; respectievelijk 17,3% en 17,6%.
- 26,4% Van de patiënten had ten minste 1 ritme-interventie tijdens follow-up; 17,6% onderging elektrische cardioversie, 3,7% farmacologische cardioversie, 8,7% katheterablatie voor AF, 1,6% onderging chirurgie voor AF, en 2,2% onderging ablatie voor atriumflutter.
Conclusie
Deze analyse van data van het EORP-AF LTG register toonde de karakteristieken, behandeling en uitkomsten van hedendaagse AF-patiënten in België en in Nederland. De meest voorkomende comorbiditeit was hypertensie. Bijna 17% van de patiënten was verkeerd gedoseerd voor een NOAC en MACE gebeurde in 4,2% van de patiënten na 1 jaar, wat relatief weinig is.
Deel deze pagina met collega's en vrienden: