Impact van routine bepaling van Lp(a) op CV risico-reclassificatie
Finding very high lipoprotein(a): the need for routine assessment
Literatuur - Nurmohamed NS, Kaiser Y, Schuitema PCE et al. - Eur J Prev Cardiol 2021, doi: 10.1093/eurjpc/zwab167Introductie en methoden
Achtergrond
Lp(a) bepaling is niet onderdeel van routine lipidenmetingen in de meeste ziekenhuizen, ondanks de aanbeveling om Lp(a) ten minste één keer in ieders leven te meten, zoals beschreven in de 2019 ESC/EAS richtlijn [1]. Verder is Lp(a) niet opgenomen in ASCVD risico-algoritmes, zoals SCORE [2] en SMART [3]. In deze studie werd de impact van een enkele routinebepaling van Lp(a) op CV risico-reclassificatie onderzocht.
Studieontwerp
Gedurende 1 jaar werden Lp(a) niveaus routinematig gemeten in 12.437 individuen die klinische lipidenprofilering ondergingen in een derdelijns ziekenhuissetting (Amsterdam UMC). Gevallen werden gedefinieerd als diegenen met erg hoge Lp(a) niveaus >99e percentiel (in deze studiepopulatie: 387.8 nmol/L). 119 Gevallen werden op leeftijd en geslacht gematcht met 119 individuen met lage Lp(a) waarden (≤20e percentiel) uit dezelfde steekproef 30.7% Van de patiënten had een ASCVD geschiedenis. Lp(a) waarden werden gemeten met een isoform, onafhankelijke, tweede-generatie assay (Roche Diagnostics).
Uitkomsten
De primaire uitkomst was ASCVD prevalentie, een samenstelling van eerder fataal of niet-fataal MI, revascularisatie-therapie, ischemische beroerte en perifeer vaatlijden. Prevalentie van MI was een belangrijke secundaire uitkomst.
Belangrijkste resultaten
- Mediaan Lp(a) niveau in de erg hoge Lp(a) groep was 460 nmol/L (IQR: 418-533) in vergelijking met 7 nmol/L (IQR 7-7) in de lage Lp(a) groep.
- Prevalentie van ASCVD was 40.3% in de erg hoge Lp(a) groep in vergelijking met 21.0% in de lage Lp(a) groep (OR 2.64, 95%CI: 1.46-4.88, P=0.002).
- Prevalentie van MI was ook hoger in patiënten met erg hoge Lp(a) niveaus in vergelijking met patiënten met lage Lp(a) niveaus (22.7% vs. 8.4%) (OR 3.39, 95%CI: 1.56-7.93, P=0.003).
- 70.3% Van de patiënten in de erg hoge Lp(a) groep gebruikte ten minste één type lipidenverlagende therapie (LLT), in vergelijking met42.0% van patiënten met lage Lp(a) niveaus (P<0.001).
- 39.8% Van patiënten in de erg hoge Lp(a) groep behandeld met LLT behaalde hun aanbevolen LDL-c streefwaarde vs. 58.0% of patiënten in de lage Lp(a) groep (P=0.041).
- Verwerking van Lp(a) in het SCORE-algoritme voor de erg hoge Lp(a) groep resulteerde in een 31% opwaartse reclassificatie van patiënten. Verwerking van Lp(a) in het SMART-algoritme leidde tot een reclassificatie van 62.5% van patiënten met erg hoge Lp(a) niveaus naar een hogere risico categorie.
Conclusie
In deze cross-sectionele, case-control studie was het risico op ASCVD 2.6 maal hoger in patiënten met erg hoge Lp(a) niveaus in vergelijking met diegenen met lage Lp(a) waarden. Er is een grote impact van de toevoeging van Lp(a) aan risico-algoritmes; reclassificatie voor één-derde van individuen met erg hoge Lp(a) waarden in primaire preventie en meer dan 60% van patiënten met erg hoog Lp(a) in secundaire preventie.
De auteurs concluderen: “Deze bevindingen ondersteunen routine-bepalingen van Lp(a) als een integraal onderdeel van cholesterolmetingen”.
Deel deze pagina met collega's en vrienden: