Epicardiaal vetweefsel geassocieerd met nadelige uitkomsten in HFmrEF en HFpEF
Epicardial Adipose Tissue and Outcome in Heart Failure With Mid-Range and Preserved Ejection Fraction
Literatuur - Van Woerden G, Van Veldhuisen DJ, Manintveld OC et al. - Circ Heart Fail. 2021 Dec 22;CIRCHEARTFAILURE121009238. doi: 10.1161/CIRCHEARTFAILURE.121.009238.Introductie en methoden
Achtergrond
Epicardiaal vetweefsel (epicardial adipose tissue, EAT) wordt gedefinieerd als het vetweefsel tussen de buitenwand van het myocardium en de viscerale laag van het pericard. Een eerdere studie liet zien dat patiënten met HFmrEF of HFpEF hogere EAT-volumes hebben dan gematchte individuen met een vergelijkbare BMI maar zonder HF [1]. Een recente studie toonde bovendien aan dat EAT voorspellend is voor incidente HFmrEF en HFpEF [2,3]. Het is echter nog onbekend of EAT geassocieerd is met nadelige uitkomsten in HFmrEF en HFpEF.
Doel van de studie
Deze studie onderzocht de associatie tussen EAT-volume en mortaliteit en ziekenhuisopname voor HF bij patiënten met HFmrEF en HFpEF.
Methoden
105 patiënten die deelnamen aan een prospectieve studie [4] die de diagnostische waarde van een implanteerbare lusrecorder bij patiënten met HFmrEF en HFpEF evalueerde, maakten deel uit van de huidige studie. De gemiddelde leeftijd was 72 ± 8 jaar, 50% was vrouw en de gemiddelde LVEF was 53 ± 8%. EAT werd gemeten met een cardiale MRI-scan. EAT werd handmatig omlijnd op elke einddiastolische korte-as-slide. EAT-volumes werden vervolgens berekend door het EAT-volume van elke slide op te tellen met behulp van de gemodificeerde Simpson-regel [5]. HR en 95% CI werden bepaald per SD-toename in EAT.
Uitkomsten
De primaire samengestelde uitkomst was sterfte door alle oorzaken en eerste ziekenhuisopname voor HF. Secundaire uitkomsten waren sterfte door alle oorzaken en ziekenhuisopnames voor HF afzonderlijk.
Belangrijkste resultaten
Primaire samengestelde uitkomst
- Tijdens follow-up werden 24 patiënten (23%) opgenomen in het ziekenhuis voor HF en 16 patiënten stierven (15%).
- EAT-volume was significant geassocieerd met een hoger risico op de samengestelde uitkomst van sterfte door alle oorzaken en ziekenhuisopname voor HF (HR 1,76, 95% CI 1,24-2,50, P=0,001).
- Deze associatie bleef significant na correctie voor leeftijd, geslacht en BMI (P=0,009); na correctie voor NYHA-klasse en NT-proBNP (P=0,030); na correctie voor eerder MI, AF en nierinsufficiëntie (0,003); en na correctie voor HF-medicatie op baseline (P=0.001).
Secundaire uitkomsten
- EAT-volume was ook afzonderlijk significant geassocieerd met sterfte door alle oorzaken (HR 2,06, 95% CI 1,26-3,37, P=0,004) en ziekenhuisopname voor HF (HR 1,54, 95% CI 1,04-2,30, P=0,03).
Obesitas en EAT
- Patiënten met obesitas (BMI ≥30 kg/m²) en een hoge EAT (>100 ml/m²) hadden een significant hogere relatieve event rate dan patiënten met obesitas en een lage EAT (<100 ml/m²) (respectievelijk 52% vs. 16 %, Log Rank, P=0.02).
Conclusie
Deze studie liet zien dat het EAT-volume significant geassocieerd was met sterfte door alle oorzaken en ziekenhuisopname voor HF bij patiënten met HFmrEF en HFpEF.
De auteurs schreven: ‘EAT kan worden meegenomen in de klinische follow-up van deze patiënten met HF. Toekomstige studies moeten zich richten op therapieën die specifiek zijn ontworpen om de hoeveelheid EAT te verminderen.'
Deel deze pagina met collega's en vrienden: