Wereldwijde prevalentie van statine-intolerantie
Prevalence of statin intolerance: a meta-analysis
Literatuur - Bytyçi I, Penson PE, Mikhailidis DP et al., - Eur Heart J 2022, https://doi.org/10.1093/eurheartj/ehac015Introductie en methoden
Achtergrond
Statine-geassocieerde spiersymptomen (SAMS) zijn de meest voorkomende oorzaak van stoppen met statinetherapie [1,2]. De geschatte prevalentie van statine-intolerantie (SI) varieert van 5-7% in RCTs tot 30% in cohortstudies [3,4]. Over deze prevalentie wordt gediscussieerd aangezien symptomen te wijten kunnen zijn aan een nocebo/drucebo-effect [5].
In deze meta-analyse werden de totale prevalentie van SI, de prevalentie volgens verschillende diagnostische criteria en in verschillende ziekten geschat en mogelijke risicofactoren voor SI werden geïdentificeerd.
Methoden
PubMed-Medline, EMBASE, Scope, Google Scholar, de Cochrane Central Registry of Controlled Trials en ClinicalTrial.gov werden doorzocht. Artikelen kwamen in aanmerking als ze de prevalentie van SI ofwel in primaire of secundaire preventie rapporteerden en ze voldeden aan de volgende criteria: trials of cohortstudies die SI rapporteerden; ≥100 deelnemers; en met beschikbare criteria voor SI diagnose. 176 Studies met 4.143.517 patiënten en gemiddelde follow-up van 19 ± 7,3 maanden werden geïncludeerd; 112 waren RCTs en 64 waren cohortstudies.
Uitkomsten
Primaire eindpunt was de totale prevalentie en de prevalentie gebaseerd op ieder van de internationale diagnostische criteria: NLA [3], EAS [6] en ILEP [7]. Secondaire eindpunt was de prevalentie van SI in groepen van patiënten met verschillende ziekten en de analyse van de associatie tussen mogelijke risicofactoren/condities en risico op SI.
Belangrijkste resultaten
Prevalentie van statine-intolerantie
- Gepoolde prevalentie van SI was 9,1% (95%CI: 8,0-10,0%).
- Prevalentie gebaseerd op NLA criteria was vergelijkbaar met dat gebaseerd op ILEP of EAS criteria (respectievelijk 7,0%, 6,7%, en 5,9%).
- Prevalentie van SI in RCTs was lager in vergelijking met dat in cohortstudies (4,9% [4,0-6,0%] vs. 17% [14-19%], P<0.001).
- SI kwam vaker voor in een gepoolde analyse van studies die zowel primaire als secundaire preventie patiënten omvatten (18% [14-21%]) dan in één van de gepoolde analyses van studies die alleen primaire of secundaire patiënten omvatten (respectievelijk 8,2% [6,0-10%], 9,1% [6,0-11%]).
- In primaire preventie patiënten met FH, hypercholesterolemie, dyslipidemie, of T2DM was de prevalentie van SI respectievelijk 9%, 12%, 13% en 6%. In secondaire preventie patiënten met stabiel coronair lijden, acuut coronair syndroom, myocardinfarct en beroerte/transiënte ischemische aanval was dit respectievelijk 8%, 13%, 13%, en 5%.
- Prevalentie van SI was vergelijkbaar in lipofiele en hydrofiele statines.
Risicofactoren van statine-intolerantie
- Leeftijd ≥65 jaar en vrouwelijk geslacht waren geassocieerd met hoger risico op SI (respectievelijk OR 1,31, 95%CI:1,22-1,45, P=0,04; OR 1,47, 95%CI:1,38-1,53, P=0,007).
- Prevalentie van SI was geassocieerd met percentage deelnemers van Aziatisch en Afrikaanse-Amerikaans ras (P<0,05 voor beide).
- Positieve associaties tussen klinische factoren en prevalentie van SI werden gevonden voor obesitas (OR 1,30, P=0,02), diabetes (OR 1,26, P=0,02), hypothyroïdie (OR 1,37, P=0,01), chronische leverziekte (OR 1,24, P=0,03) en chronisch nierfalen (OR 1,25, P=0,03). Een negatieve associatie met SI werd gevonden voor percentage patiënten met depressie (OR 0,88, P=0.04).
- Percentage van alcoholgebruikers was geassocieerd met prevalentie van SI (OR 1,22, P=0,03). Beweging (OR 1,23, P=0.03), calcium kanaalblokkers (OR 1,31, P=0.03) en antiaritmica (OR 1,35, P=0.03) waren geassocieerd met hoger risico op SI. Ook verhoogde statinedosis was geassocieerd met een hogere prevalentie van SI (OR 1,37, P=0.01).
Conclusie
Deze meta-analyse van 176 studies met 4.143.517 patiënten toonde aan dat de wereldwijde prevalentie van statine-intolerantie 9.1% en onafhankelijk is van de criteria die worden gebruikt. Risicofactoren van SI omvatten hogere leeftijd, vrouwelijk geslacht, Aziatische en Afrikaanse-Amerikaanse rassen, obesitas, T2DM, alcoholgebruik, beweging, hypothyroïdie, chronische lever en nierziekten, hoge statine dosis, antiaritmica, en calciumkanaalblokkers.
De auteurs concluderen: “Deze resultaten ondersteunen het concept dat de prevalentie van complete SI vaak overschat wordt en onderstreept de behoefte aan een erg voorzichtig onderzoek van patiënten met MI om het risico op onnodig stoppen met statine en suboptimale lipidenverlagende therapie te verminderen. Clinici zouden deze resultaten moeten gebruiken om therapietrouw aan statinetherapie aan te moedigen bij hun patiënten.”
Deel deze pagina met collega's en vrienden: