Atriumfibrilleren of -flutter verhoogt risico op nadelige uitkomsten in HFpEF
Atrial Fibrillation in Heart Failure With Preserved Ejection Fraction: The PARAGON-HF Trial
Literatuur - Cikes M, Planinc I, Claggett B, et al. - JACC Heart Fail. 2022 May;10(5):336-346. doi: 10.1016/j.jchf.2022.01.018Introductie en methoden
Achtergrond
Atriumfibrilleren en -flutter (AFF) komen vaak voor bij patiënten met HFpEF en verhogen het risico op nadelige uitkomsten [1]. In een post-hocanalyse van de trial TOPCAT (Treatment of Preserved Cardiac Function Heart Failure with an Aldosterone Antagonist) werd een verband gezien tussen AFF bij aanmelding voor de studie en een verhoogd risico op cardiovasculaire (CV) sterfte of ziekenhuisopname voor HF [2].
Doel van de studie
In een post-hocanalyse van de trial PARAGON-HF (Efficacy and Safety of LCZ696 Compared to Valsartan, on Morbidity and Mortality in Heart Failure Patients With Preserved Ejection Fraction), beoordeelden de auteurs het verband tussen AFF-status bij aanmelding en uitkomsten, of AFF invloed had op het behandeleffect van sacubitril/valsartan, en of sacubitril/valsartan invloed had op het optreden van nieuw AFF na randomisatie bij patiënten zonder een voorgeschiedenis van AFF.
Methoden
De PARAGON-HF-studie was een multinationale, dubbelblinde, fase 3-RCT waarin 4822 patiënten met HFpEF werden gerandomiseerd naar sacubitril/valsartan of valsartan [3].
Voor de huidige analyse werden 4776 patiënten van wie AFF-gegevens beschikbaar waren bij aanvang van de studie, verdeeld over drie groepen: (1) patiënten met AFF op basis van ECG bij aanmelding (n = 1552; 33%); (2) patiënten met een voorgeschiedenis van AFF maar geen AFF volgens ECG bij aanmelding (n = 1005; 21%); en (3) patiënten zonder voorgeschiedenis van AFF én geen AFF volgens ECG bij aanmelding (n = 2219, 46%). De mediane follow-upduur was 2,9 jaar (interkwartielafstand: 2,5-3,4).
Uitkomstmaten
De primaire uitkomstmaat van de PARAGON-HF-studie was een samengestelde uitkomst van het totale aantal HF-ziekenhuisopnames en CV sterfte. Overige uitkomstmaten waren het eerste optreden van de primaire samengestelde uitkomstmaat – eerste HF-ziekenhuisopname en CV sterfte (tijd tot de eerste uitkomst) – en zijn component eerste HF-ziekenhuisopname, evenals totale sterfte en niet-fatale beroerte.
Belangrijkste resultaten
Patiëntkenmerken bij studieaanvang
- Patiënten met een voorgeschiedenis van AFF of met AFF bij aanmelding waren ouder, hadden vaker symptomen van NYHA-klasse III en waren vaker in het ziekenhuis opgenomen voor HF of een beroerte dan patiënten zonder bekende AFF. Wel hadden zij minder vaak diabetes mellitus of een voorgeschiedenis van MI en hadden ze een significant lagere systolische bloeddruk en eGFR-waarde.
Relatie tussen AFF en uitkomsten
- Patiënten met een voorgeschiedenis van AFF hadden een significant hoger risico op de primaire samengestelde uitkomstmaat (risicoratio (RR): 1,36; 95%-BI: 1,12-1,65; p = 0.002) en op het eerste optreden van de primaire samengestelde uitkomstmaat (hazardratio (HR): 1,34; 95%-BI: 1,15-1,56; p < 0.0001) dan patiënten zonder AFF.
- Ook de aanwezigheid van AFF bij aanmelding was gerelateerd aan een significant hoger risico op de primaire uitkomstmaat (RR: 1,31; 95%-BI: 1,11-1,54; p = 0.002) en op het eerste optreden van de primaire uitkomstmaat (HR: 1,31; 95%-BI: 1,14-1,50; p < 0.0001) dan geen AFF.
- Na correctie voor covariaten bij studieaanvang hadden patiënten met een voorgeschiedenis van AFF of met AFF bij aanmelding alleen een significant hoger risico op het eerste optreden van de primaire uitkomstmaat (gecorrigeerde HR: respectievelijk 1,22 (95%-BI: 1,04-1,44; p = 0.015) en 1,19 (95%-BI: 1,03-1,38; p = 0.018)). Dit toegenomen risico werd voornamelijk veroorzaakt door een hoger risico op eerste HF-ziekenhuisopname (gecorrigeerde HR: respectievelijk 1,35 (95%-BI: 1,13-1,61; p = 0.001) en 1,23 (95%-BI: 1,04-1,46; p = 0.016)).
- AFF bij aanmelding, maar niet een voorgeschiedenis van AFF, was gerelateerd aan een significant hoger risico op totale sterfte (gecorrigeerde HR: 1,22; 95%-BI: 1,03-1,46; p = 0.016) en niet-fatale beroerte (gecorrigeerde HR: 1,56; 95%-BI: 1,12-2,17; p = 0.008).
Invloed van AFF op behandeleffect van sacubitril/valsartan
- Een voorgeschiedenis van AFF noch AFF bij aanmelding had een significante invloed op het behandeleffect van sacubitril/valsartan op de primaire uitkomstmaat (interactie-p = 0,57) of de overige uitkomstmaten (p ≥ 0,13).
Nieuw AFF na randomisatie
- Tijdens de follow-up trad AFF voor het eerst op bij 258 patiënten zonder een voorgeschiedenis van AFF (12%).
- Het optreden van nieuw AFF tijdens de studie was gerelateerd aan een significant hoger risico op de primaire uitkomstmaat (gecorrigeerde RR: 2,55; 95%-BI: 1,88-3,48; P < 0.001), maar werd niet beïnvloed door het gebruik van sacubitril/valsartan.
Conclusie
Bij patiënten met HFpEF was AFF gerelateerd aan een verhoogd risico op HF-ziekenhuisopname of CV sterfte, wat niet werd beïnvloed door behandeling met sacubitril/valsartan. Aangezien hetzelfde gold voor het optreden van nieuw AFF, menen de auteurs dat therapeutisch onderzoek naar vermindering van de AF-last bij HFpEF-patiënten wellicht gerechtvaardigd is.
Deel deze pagina met collega's en vrienden: