Lp(a) niet geassocieerd met trombotische events
Nieuws - 25 mei 2022Lipoprotein(a) does not have a clinically significant arterial or venous prothrombotic effect
Gepresenteerd op de EAS 2022 door Elena Olmastroni (Milaan, Italië)
Introductie en methoden
Meta-analyses, mendeliaanse randomisatiestudies en genoombrede associatiestudies hebben aangetoond dat lipoproteïne(a) [Lp(a)] een onafhankelijke en causale bijdrage levert aan ASCVD-events. Er is echter nog onduidelijkheid over een mogelijk verband tussen Lp(a) en VTE aangezien studies tegenstrijdige resultaten hebben gevonden. De huidige studie had als doel om de relatie tussen Lp(a) en VTE te verder te onderzoeken door te analyseren of Lp(a) genetisch en klinisch relevante veneuze of arteriële protrombotische effecten heeft.
De studie maakte gebruik van data van 445.774 deelnemers (gemiddelde leeftijd 57,3 jaar, 54% vrouw) van de UK Biobank. Blootstelling aan Lp(a) werd gekarakteriseerd vanuit klinisch oogpunt door een meting op het moment van inschrijving in de UK Biobank, en vanuit genetisch oogpunt als een additieve genetische score met twee genetische varianten.
De uitkomstmaten waren majeure coronaire events (MCE, gedefinieerd als het eerste optreden van fataal of niet-fataal MI, of coronaire revascularisatie) en VTE (gedefinieerd als een samenstelling van DVT en PE). Er werden gestratificeerde analyses uitgevoerd waarbij de associatie tussen Lp(a) en MCE werd gestratificeerd op basis van genetische scores die het effect van antiplaatjes- en antitrombinetherapieën nabootsen.
Belangrijkste resultaten
- De mediane Lp(a)-concentratie was 18,7 nmol/L (IQR 7,4-72,9) in het totale cohort. Gestratificeerd naar genetische Lp(a)-score, was de mediane Lp(a)-concentratie 13,6 (6,2-35,0) voor een score van 0, 146,3 (104,8-200,2) voor een score van 1 en 261,8 (190,2-336) voor een score van 2.
- Een 100 nmol/L hogere Lp(a)-concentratie was geassocieerd met een 35% hoger risico op MCE (HR 1,35, 95%-BI 1,32-1,38). Het risico op MCE nam toe met toenemende genetische Lp(a)-score (score van 0 = referentiewaarde; score van 1: HR 1,47, 95%-BI 1,43-1,52; score van 2: HR 1,89, 95%-BI 1,70-2,10).
- Er werd geen verband tussen Lp(a) en VTE gevonden (effect van 100 nmol/L hoger Lp(a): OR 0,99, 95% CI 0,96-1,02; Lp(a) genetische score van 1: OR 0,99, 95% CI 0,95-1,03; Lp(a) genetische score van 2: OR 1,00, 95% CI 0,85-1,18).
- In gestratificeerde analyses was de antibloedplaatjesscore geassocieerd met een dosisafhankelijke, stapsgewijze vermindering van het MCE-risico, en ook de antitrombinescore was geassocieerd met een dosisafhankelijke stapsgewijze vermindering van het VTE-risico. De effecten van Lp(a) op het MCE-risico werden echter niet afgezwakt door genetisch bepaalde bloedplaatjes- of trombineremming.
Conclusie
Deze studie vond géén associatie tussen Lp(a)-concentraties en trombotische events. Elena Olmastroni concludeerde verder dat het onwaarschijnlijk is dat het verhoogde risico op MCE veroorzaakt door verhoogd Lp(a) kan worden verlaagd door antibloedplaatjes- of antitrombinetherapie. Er zijn dus therapieën nodig die speciaal gericht zijn op het verlagen van Lp(a).
– Onze verslaglegging van EAS 2022 is gebaseerd op de informatie die beschikbaar is gesteld tijdens het congres –
Deel deze pagina met collega's en vrienden: