Roken en stoppen met roken vergelijkbaar geassocieerd met HFpEF en HFrEF
Cigarette Smoking, Cessation, and Risk of Heart Failure With Preserved and Reduced Ejection Fraction
Introductie en methoden
Achtergrond
Roken is een belangrijke aanpasbare risicofactor voor HF en het percentage HF dat is toe te schrijven aan roken is 14% [1]. Uit recente systematische reviews blijkt dat huidige en voormalige rokers een verhoogd risico hebben op HF [2,3]. Weinig studies hebben echter de relatie bestudeerd tussen enerzijds roken en stoppen met roken en anderzijds de incidentie van de 2 fenotypes van HF: HFrEF en HFpEF [4-8]. Bovendien hebben deze studies tegenstrijdige resultaten laten zien.
Doel van de studie
Het doel van deze studie was om de relatie te bestuderen tussen enerzijds het roken van sigaretten en het stoppen met roken en anderzijds de incidentie van HF, zowel in algemene zin als voor HFrEF en HFpEF afzonderlijk.
Methoden
De onderzoekers maakten gebruik van de gegevens van een prospectief cohort, bestaande uit 15.792 Amerikanen in de leeftijd van 45-64 jaar uit 4 gemeenschappen (ARIC-studie). Voor deze deelstudie werden de gegevens geanalyseerd van 9345 deelnemers die begin 2005 in leven waren, geen HF hadden en van wie follow-upgegevens beschikbaar waren zonder ontbrekende waarden. Informatie over roken (rookstatus, aantal pakjaren, intensiteit, duur en aantal jaar sinds het stoppen) was beperkt tot het roken van sigaretten en werd verkregen tijdens 7 bezoeken aan het onderzoekscentrum en via (half)jaarlijkse telefonische interviews in de periode 1987-2019. Mediane follow-up was 13.0 jaar.
Uitkomstmaten
Op basis van medische dossiers werden zekere en waarschijnlijke gevallen van acuut gedecompenseerd HF vastgesteld. De fenotypes van HF – HFrEF en HFpEF – werden geclassificeerd aan de hand van de LVEF (LVEF < 50% of ≥ 50%, respectievelijk).
Belangrijkste resultaten
- De ongecorrigeerde incidentie van HF was 11,3 per 1000 persoonsjaren. De voor leeftijd, geslacht en ras gecorrigeerde incidentie van HF was 9,7 per 1000 persoonsjaren voor deelnemers die nooit gerookt hadden, 13,5 per 1000 persoonsjaren voor deelnemers die in het verleden gerookt hadden en 20,1 per 1000 persoonsjaren voor huidige rokers. De gecorrigeerde incidentie van HFrEF en HFpEF was grotendeels gelijk binnen elke rookcategorie.
- Vergeleken met deelnemers die nooit gerookt hadden, hadden huidige rokers (gecorrigeerde HR: 2,36; 95%BI: 1,92-2,90) en deelnemers die in het verleden gerookt hadden (gecorrigeerde HR: 1,36; 95%BI: 1,19-1,55) een verhoogd risico op HF; voor HFrEF en HFpEF afzonderlijk werden soortgelijke resultaten gevonden.
- Er was sprake van een dosis-responsrelatie tussen het aantal pakjaren en de incidentie van HF (HRs per toename van 10 pakjesjaren waren respectievelijk 1,16, [95%BI:1,12-1,20] en 1,09 [95%BI:1,05-1,13] voor HFpEF en HFrEF).
- Naarmate de stopperiode langer werd, nam het risico op HF weliswaar af, maar een statistisch significant verhoogd risico hield tot 20-<30 jaar aan na het stoppen met roken; voor HFrEF en HFpEF afzonderlijk werd een soortgelijk patroon gezien, maar voor HFrEF was de HR bij een stopperiode van 20-<30 jaar niet statistisch significant.
- Risico op beide fenotypes van HF was ~50% lager voor diegenen die >30 jaar geleden gestopt waren met roken in vergelijking met huidige rokers.
Conclusie
Alle parameters van het roken van sigaretten lieten consistent statistisch significante en vergelijkbare associaties zien voor HFrEF en HFpEF. Stoppen met roken verminderde het risico op HF aanzienlijk, maar een verhoogd risico op HF bleef enkele decennia lang bestaan. De resultaten onderstrepen dat roken een belangrijke aanpasbare risicofactor is voor HF en dat rookpreventie en het stoppen met roken van belang zijn om HF te voorkomen.
Deel deze pagina met collega's en vrienden: