Grootste behandeleffect van sGC-stimulator bij verslechterend HFrEF en NT-proBNP <75e percentiel
Vericiguat and NT-proBNP in patients with heart failure with reduced ejection fraction: analyses from the VICTORIA trial
Literatuur - Senni M, Lopez-Sendon J, Cohen-Solal A, et al. - ESC Heart Fail. 2022 Jul 26. doi: 10.1002/ehf2.14050.Introductie en methoden
Achtergrond
Een verhoogde NT-proBNP-concentratie is geassocieerd met slechtere uitkomsten bij patiënten met HF [1]. Eerder werd bij de primaire analyse van de VICTORIA-trial aangetoond dat de sGC-stimulator vericiguat het risico op tijd tot cardiovasculaire sterfte of eerste ziekenhuisopname vanwege HF verlaagt bij patiënten met HF en dat dit resultaat min of meer gelijk is voor verschillende subgroepen. Een post-hocanalyse van de VICTORIA-trial liet echter zien dat het behandeleffect van vericiguat, vergeleken met placebo, het grootst is bij patiënten met een NT-proBNP-concentratie <8000 pg/ml bij aanvang van de studie [2]. Om deze discrepantie in behandeleffect beter te begrijpen, werd een andere post-hocanalyse uitgevoerd.
Doel van de studie
In deze post-hocanalyse van de VICTORIA-trial werd het behandeleffect van vericiguat bij chronisch HF vergeleken tussen patiënten met een NT-proBNP-concentratie in de onderste drie kwartielen (Q1-Q3) en patiënten met een NT-proBNP-concentratie in het bovenste kwartiel (Q4).
Methoden
De VICTORIA-trial is een gerandomiseerd, dubbelblind, placebogecontroleerd fase 3-onderzoek waarin 5050 patiënten met verslechterend HFrEF en een verhoogde BNP- of NT-proBNP-concentratie binnen 6 maanden na een HF-event gerandomiseerd werden naar vericiguat (10 mg 1 dd) of placebo, als aanvulling op een op richtlijnen gebaseerde behandeling. In deze post-hocanalyse werden alleen de gegevens gebruikt van 4805 deelnemers (95,1%) van wie de NT-proBNP-concentratie bekend was bij aanvang van de studie. Patiënten werden verdeeld in twee groepen: de ene groep had een NT-proBNP-concentratie in Q1-Q3, de andere groep een NT-proBNP-concentratie in Q4. Hoewel subgroepen op basis van NT-proBNP-kwartielen vooraf gespecificeerd waren, werd de analyse met twee groepen (Q1-Q3 vs. Q4) post-hoc uitgevoerd.
Uitkomstmaten
De primaire uitkomstmaat was samengesteld uit tijd tot cardiovasculaire sterfte of een eerste ziekenhuisopname vanwege HF. De veiligheid van de behandeling werd onderzocht per NT-proBNP-subgroep. De onderzoekers waren met name geïnteresseerd in de volgende (ernstige) ongewenste voorvallen (‘adverse events’, AE’s): symptomatische hypotensie, syncope en lever-events.
Belangrijkste resultaten
Primaire uitkomstmaat
- In de Q1-Q3-subgroep was de incidentie van cardiovasculaire sterfte of eerste ziekenhuisopname vanwege HF 24,5 per 100 patiëntjaren in de vericiguatgroep, vergeleken met 31,7 per 100 patiëntjaren in de placebogroep (HR: 0,78; 95%BI: 0,69-0,88; P<0,001).
- In de Q4-subgroep was de incidentie van cardiovasculaire sterfte of een eerste ziekenhuisopname vanwege HF 73,6 per 100 patiëntjaren in de vericiguatgroep, vergeleken met 63,6 per 100 patiëntjaren in de placebogroep (HR: 1,15; 95%BI: 0,99-1,34; P=0,070).
Veiligheid
- Ernstige ongewenste voorvallen (‘serious adverse events’, SAE’s) kwamen vaker voor in de Q4-subgroep, vergeleken met de Q1-Q3-subgroep (38,3 vs. 32,3%; P=0,0001); dit verschil werd voornamelijk veroorzaakt door een groter aantal SAE's in de Q4-placebogroep.
- AE’s die leidden tot overlijden kwamen eveneens vaker voor in de Q4-subgroep dan in de Q1-Q3-subgroep (5,8 vs. 2,4%; P<0,0001).
Conclusie
Deze post-hocanalyse van de VICTORIA-trial suggereert dat de gunstige effecten van vericiguat het grootst zijn bij patiënten met verslechterend HFrEF en een NT-proBNP-concentratie <75e percentiel. NT-proBNP kan dus mogelijk helpen bij het identificeren van patiënten met verslechterend HFrEF bij wie het behandeleffect van vericiguat naar verwachting het grootst zal zijn.
Deel deze pagina met collega's en vrienden: