Aortaklepfenotype bij HoFH verschoven naar gecalcificeerde aortastenose sinds statines
Aortic stenosis in homozygous familial hypercholesterolaemia: a paradigm shift over a century
Introductie en methoden
Achtergrond
Ernstige gecalcificeerde aortastenose (AS) is een belangrijke langetermijncomplicatie van homozygote familiaire hypercholesterolemie (HoFH) [1]. De eerste meldingen van AS bij patiënten met FH dateren uit de jaren 40 en 50 van de vorige eeuw [2-5]. In het pre-statinetijdperk werd supravalvulaire AS (SVAS) beschreven bij patiënten met HoFH. Het is echter onduidelijk of de introductie van statines in 1987 invloed heeft gehad op het fenotype van AS bij patiënten met HoFH.
Doel van de studie
Het doel van deze studie was om het fenotype van aortaklep samen te vatten en te bepalen of de introductie van statines invloed heeft gehad op het fenotype van AS bij patiënten met HoFH.
Methoden
De onderzoekers verrichtten een systematische review volgens de MOOSE- en PRISMA-richtlijn. Er werd in diverse database (MEDLINE, Embase, Cochrane Central Register of Controlled Trials, PubMed, AfricaWide en Scopus) gezocht naar Engelstalige case-control, cohort, cross-sectionele studies, en case reports die tot 10 november 2021 waren gepubliceerd en waarin de associatie tussen HoFH en AS werd onderzocht. Studies waarin HoFH niet was gesteld op basis van klinische symptomen en genotypering werden uitgesloten, net als studies zonder objectieve bevestiging van AS. In totaal werden 19 dwarsdoorsnedeonderzoeken of retrospectieve cohortonderzoeken (n=424) geselecteerd met een matige of sterke globale rating. De geselecteerde studies werden gestratificeerd naar publicatiedatum, met 1990 als afkappunt tussen het pre-statinetijdperk en de periode waarin statines werden geïntroduceerd. Het jaar 2000 werd gekozen als startpunt voor de periode van langdurig statinegebruik.
Uitkomstmaten
De onderzoekers waren geïnteresseerd in de frequentie van valvulaire AS (VAS) en SVAS bij patiënten met HoFH in het pre-statinetijdperk (< 1990), tijdens de periode waarin statines werden geïntroduceerd (1990-2000) en tijdens de periode van langdurig statinegebruik (> 2000). Vanwege het kleine aantal patiënten en de hoge mate van klinische heterogeniteit in de geïncludeerde studies, werd er geen meta-analyse uitgevoerd.
Belangrijkste resultaten
- In het pre-statinetijdperk werd VAS vastgesteld bij 20 (57%) en SVAS bij 18 (51%) van de 35 patiënten met HoFH, resulterend in een VAS:SVAS-ratio van 53%:47%.
- Tijdens de periode waarin statines werden geïntroduceerd, werd VAS vastgesteld bij 12 (41%) en SVAS bij 11 (38%) van de 29 patiënten met HoFH met een VAS:SVAS-ratio van 32%:48%.
- Tijdens de periode van langdurig statinegebruik werd VAS vastgesteld bij 113 (35%) en SVAS bij 13 (4%) van de 325 patiënten met HoFH resulterend in een VAS:SVAS-ratio van 90%:10% .
- Patiënten met HoFH die langdurig behandeld werden met een statine hadden een lagere odds op het ontwikkelen van VAS (OR: 0,53; 95%BI: 0,32-0,92) en SVAS (OR: 0,05; 95%BI: 0,02-0,11), vergeleken met patiënten met HoFH uit het pre-statinetijdperk of de periode waarin statines geïntroduceerd werden.
Conclusie
De resultaten van deze systematische review laten zien dat VAS en SVAS frequent voorkomen bij patiënten met HoFH. De prevalentie van vroege AS is gedaald en het fenotype van AS is verschoven naar gecalcificeerde AS, wat mogelijk het gevolg is van langdurig statinegebruik.
Deel deze pagina met collega's en vrienden: