SGLT2-remmertherapie verbetert NT-proBNP na AMI
Empagliflozin in acute Myocardial Infarction: the EMMY trial
Literatuur - Von Lewinski D, Kolesnik E, Tripolt NJ, et al. - Eur Heart J. 2022 Aug 29;ehac494 [Online ahead of print]. doi: 10.1093/eurheartj/ehac494Introductie en methoden
Achtergrond
Eerdere studies hebben aangetoond dat SGLT2-remmers het risico op ziekenhuisopname voor HF en op overlijden verminderen bij patiënten met symptomatisch HF [1-4,5]. Aangezien 15% van de patiënten met MI binnen 1 jaar symptomatisch HF en/of verminderde EF ontwikkelt [6,7], is het van groot belang te bepalen of vroegtijdige behandeling met een SGLT2-remmer na een MI effectief en veilig is.
Doel van de studie
De auteurs onderzochten het effect van empagliflozinebehandeling die binnen 72 uur na PCI werd gestart, op de hartfunctie en HF-biomarkers bij patiënten met een recent groot acuut MI (AMI).
Methoden
De studie EMMY (Empagliflozin in Patients With Acute Myocardial Infarction) was een prospectieve, multicentrische, gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde fase 3-trial die was uitgevoerd in Oostenrijk. Hierin werden 476 patiënten met een groot AMI (creatinekinase >800 IU/l) en hs-troponine T/I-waarde >10 maal de bovengrens van normaal werden gerandomiseerd naar empagliflozine 10 mg eenmaal daags of placebo binnen 72 uur na PCI. Daarnaast kregen de patiënten post-MI-therapie zoals aanbevolen in de ESC-richtlijnen uit 2017 [8]. Zowel patiënten met als zonder T2DM werden geïncludeerd.
Uitkomstmaten
De primaire werkzaamheidsuitkomstmaat was de verandering in de NT-proBNP-waarde vanaf de randomisatie tot week 26. Secundaire werkzaamheidsuitkomstmaten waren veranderingen in functionele en structurele echocardiografische parameters, bestaande uit E/e’-ratio (ter beoordeling van de LV diastolische functie), LV eind-systolisch volume (LVESV) en LV eind-diastolisch volume (LVEDV); veranderingen in concentraties van ketonlichamen en geglycosyleerde hemoglobine; en veranderingen in lichaamsgewicht. Aanvullende verkennende uitkomstmaten waren ziekenhuisopname vanwege HF of andere reden, duur van het ziekenhuisverblijf en totale sterfte.
Belangrijke veiligheidsuitkomstmaten waren de incidentie van ernstige nadelige events, ernstige hypoglykemieën, genitale infecties, ketoacidose en acute lever- of nierschade.
Belangrijkste resultaten
Primair werkzaamheidsuitkomstmaat
- Gedurende het onderzoek daalde de gemiddelde NT-proBNP-waarde in zowel de empagliflozine- als de placebogroep, maar de daling was groter in de empagliflozinegroep.
- Na aanpassing voor NT-proBNP-concentratie bij aanvang van de studie, geslacht en DM-status was de daling van de NT-proBNP-waarde na 26 weken groter in de empagliflozinegroep dan in de placebogroep (gemiddeld verschil: -15%; 95%BI: -23,6 tot -4,4; P=0,026).
Secundaire werkzaamheidsuitkomstmaten
- LV systolische en diastolische functies verbeterden in de loop van het onderzoek in de empagliflozine- en placebogroep.
- Vergeleken met de placebogroep was de absolute verbetering van de LVEF na 26 weken 1,5% groter (95%BI: 0,2-2,9; P=0,029) in de empagliflozinegroep.
- De gemiddelde vermindering van de E/e’-ratio was 6,8% groter (95%BI: 1,3-11,3; P=0,015) bij de met empagliflozine behandelde patiënten na 26 weken vergeleken met de placebobehandelde patiënten.
- Na 26 weken waren de verminderingen in LVESV (gemiddeld verschil: -7,5 ml; 95%BI: -11,5 tot -3,4; P=0,0003) en LVEDV (gemiddeld verschil: -9,7 ml; 95%BI: -15,7 tot -3,7; P=0,0015) groter in de empagliflozinegroep vergeleken met de placebogroep.
- De concentratie van bètahydroxybutyraat – het meest voorkomende ketonlichaam – vertoonde na 26 weken een grotere stijging in de empagliflozinegroep dan in de placebogroep (verschil: 41,9%; 95%BI: 21,8-63,8; P<0,0001).
- In de kleine subgroep van T2DM-patiënten was er geen significant verschil tussen de behandelgroepen in de mate van HbA1c-verlaging na 26 weken (P=0,11).
- Het lichaamsgewicht nam meer af in de empagliflozinegroep (verschil: -1,76 kg; 95%BI: -3,27 tot -0,25; P=0,022).
- De mediane duur van een ziekenhuisopname vanwege een AMI was 6,0 dagen (IQR: 3-9) in zowel de empagliflozine- als de placebogroep (P=0,40).
Veiligheidsuitkomstmaten
- Er waren in totaal 72 ernstige nadelige events; het aantal ernstige nadelige events verschilde niet tussen de empagliflozine- en placebogroep.
- Bij 7 patiënten was een ziekenhuisopname voor HF noodzakelijk (3 in empagliflozinegroep en 4 in placebogroep).
- Tijdens de studie overleden 3 patiënten (allen in de empagliflozinegroep). Alle sterfgevallen werden beschouwd als ‘niet gerelateerd aan de studiemedicatie’.
- Andere vooraf gedefinieerde veiligheidsuitkomsten waren zeldzaam en het aantal verschilde niet significant tussen de twee groepen.
- Tijdens de follow-up werden geen amputaties, ketoacidose of ernstige hypoglykemieën gemeld.
Conclusie
Bij patiënten met een AMI was empagliflozinebehandeling die binnen 72 uur na PCI werd gestart, geassocieerd met een grotere NT-proBNP-daling gedurende 26 weken vergeleken met placebo. Deze afname ging gepaard met een verbetering van functionele en structurele echocardiografische parameters. Daarnaast waren er geen duidelijke veiligheidsrisico’s met empagliflozine.
Deel deze pagina met collega's en vrienden: