SGLT2-remmer vermindert specifieke oorzaken van CV-sterfte bij HF over breed LVEF-spectrum
Effect of Dapagliflozin on Cause-Specific Mortality in Patients With Heart Failure Across the Spectrum of Ejection Fraction: A Participant-Level Pooled Analysis of DAPA-HF and DELIVER
Literatuur - Desai AS, Jhund PS, Claggett BL, et al. - JAMA Cardiol. 2022 Dec 1;7(12):1227-1234. doi: 10.1001/jamacardio.2022.3736Introductie en methoden
Achtergrond
Onlangs werd aangetoond dat dapagliflozine de incidentie van de samengestelde uitkomst van verslechtering van HF of cardiovasculaire sterfte verminderde in 2 internationale RCT’s, namelijk de studies DAPA-HF (Dapagliflozin and Prevention of Adverse Outcomes in Heart Failure) en DELIVER (Dapagliflozin Evaluation to Improve the Lives of Patients With Preserved Ejection Fraction Heart Failure) [1-4]. Het effect van dapagliflozine op specifieke doodsoorzaken is echter nog niet onderzocht.
Doel van de studie
In een gepoolde analyse van de DAPA-HF- en DELIVER-studies werd het effect van dapagliflozine versus placebo op oorzaakspecifieke cardiovasculaire en niet-cardiovasculaire sterfte onderzocht bij patiënten met HFrEF, HFmrEF of HFpEF.
Methoden
In deze gepoolde, vooraf gespecificeerde secundaire analyse op deelnemersniveau werden gegevens van de DAPA-HF-studie (LVEF ≤40%; n=4744) en de DELIVER-studie (LVEF >40%; n=6263) gecombineerd. Beide onderzoeken hadden patiënten met chronisch HF, HF-symptomen van NYHA-klasse II-IV en verhoogde NT-proBNP-waarden gerandomiseerd naar behandeling met dapagliflozine 10 mg eenmaal daags of placebo. De mediane follow-upduur was 18,2 (DAPA-HF-trial) of 27,6 maanden (DELIVER-trial).
De auteurs evalueerden de oorzaak van overlijden (cardiovasculair, niet-cardiovasculair, onbepaald) en de specifieke oorzaken van cardiovasculaire sterfte (HF, plotselinge dood, MI, beroerte, andere cardiovasculaire oorzaak), in de gehele onderzoekspopulatie en in verschillende categorieën van de LVEF op baseline (≤40%, 41-49%, 50-59%, ≥60%).
Uitkomstmaat
De primaire uitkomstmaat in beide onderzoeken was de tijd tot het eerste optreden van de samengestelde uitkomst van vastgestelde verslechtering van HF (d.w.z.: ziekenhuisopname of spoedbezoeken voor HF) of cardiovasculaire sterfte.
Belangrijkste resultaten
- Van de 11.007 patiënten in de gepoolde gegevensset deden zich 1628 sterfgevallen voor tijdens de follow-up. Van deze sterfgevallen werden 872 (53,5%) toegeschreven aan cardiovasculaire oorzaken, 487 (29,9%) aan niet-cardiovasculaire oorzaken en 269 (16,5%) aan onbepaalde oorzaken.
- Van de 872 cardiovasculaire sterfgevallen waren 289 (33,1%; dit was 17,8% van het totale aantal sterfgevallen) te wijten aan HF, deden 441 (50,6%; 27,1% van totaal aantal sterfgevallen) zich plotseling voor, werden 69 (7,9%; 4,2% van totaal aantal sterfgevallen) veroorzaakt door een beroerte, waren 47 (5,4%; 2,9% van totaal aantal sterfgevallen) te wijten aan MI en kwamen 26 (3,0%; 1,6% van totaal aantal sterfgevallen) door andere cardiovasculaire oorzaken.
- Het aandeel cardiovasculaire sterfgevallen was omgekeerd evenredig aan de LVEF (P<0,001), wat voornamelijk kwam door grotere aandelen van HF-gerelateerde en plotselinge dood in de lagere LVEF-categorieën.
- Daarentegen was het aandeel niet-cardiovasculaire sterfgevallen hoger bij patiënten met een hogere LVEF (P<0,001). Toch werden 112/283 sterfgevallen (39,6%) onder patiënten in de hoogste LVEF-categorie (≥60%) toegeschreven aan cardiovasculaire oorzaken, meestal door plotselinge dood (19,1%), gevolgd door sterfte door progressief HF (12,7%).
- Behandeling met dapagliflozine was geassocieerd met een lagere incidentie van cardiovasculaire sterfte (3,9% vs. 4,5%; HR: 0,86; 95%BI: 0,75-0,98; P=0,02) en totale sterfte (7,4% vs. 8,3%; HR: 0,90; 95%BI: 0,82-0,99; P=0,03) vergeleken met placebo. Deze vermindering in cardiovasculaire sterfte werd voornamelijk veroorzaakt door een lagere, zij het niet-significante, incidentie van plotselinge dood (1,9% vs. 2,3%; HR: 0,84; 95%BI: 0,70-1,01; P=0,07) en HF-gerelateerde sterfte (1,3% vs. 1,5%; HR: 0,88; 95%BI: 0,70-1,11; P=0,30). Er waren slechts kleine, niet-significante verschillen in de sterftecijfers door een beroerte of MI.
- Er was geen verschil in niet-cardiovasculaire sterftecijfers tussen de dapagliflozine- en placebogroep (2,4% vs. 2,3%; HR: 1,01; 95%BI: 0,84-1,20; P=0,94).
- Het effect van dapagliflozine versus placebo op plotseling en HF-gerelateerd overlijden was consistent over het gehele LVEF-spectrum (P voor interactie tussen behandelgroep en LVEF was respectievelijk 0,49 en 0,71).
Conclusie
In een gepoolde analyse van de DAPA-HF- en DELIVER-studies verlaagde dapagliflozine het risico op cardiovasculaire en totale sterfte bij HF-patiënten vergeleken met placebo. De vermindering van cardiovasculaire sterfte met dapagliflozine was voornamelijk te danken aan een lagere, zij het niet-significante, incidentie van plotselinge sterfte en, in mindere mate, sterfte door progressief HF.
De auteurs menen dat deze resultaten de consistente gunstige effecten van dapagliflozine op cardiovasculaire sterfte ondersteunen, ongeacht de LVEF. Zij merken verder op dat “het hogere aandeel van niet-cardiovasculaire sterfte bij een stijgende EF gedeeltelijk verantwoordelijk kan zijn voor de beperkte vooruitgang in het verminderen van de algemene sterftelast bij HF-patiënten met behouden EF door hen te behandelen met cardiovasculaire therapie”.
Deel deze pagina met collega's en vrienden: