SGLT2-remmer leidt niet tot verbetering van hartenergiemetabolisme in HF
Assessment of Cardiac Energy Metabolism, Function, and Physiology in Patients With Heart Failure Taking Empagliflozin: The Randomized, Controlled EMPA-VISION Trial
Literatuur - Hundertmark MJ, Adler A, Antoniades C, et al. - Circulation. 2023 May 30;147(22):1654-1669. doi: 10.1161/CIRCULATIONAHA.122.062021Introductie en methoden
Achtergrond
Hoewel SGLT2-remmers zijn verworden tot hoeksteen van de behandeling voor patiënten met HFrEF of HFpEF [1,2], blijft hun precieze cardiale werkingsmechanisme onduidelijk. Mogelijk verbetert SGLT2-remming het myocardiale energiemetabolisme [3-7].
Doel van de studie
Het studiedoel was de effecten van behandeling met empagliflozine op de myocardiale energie, serummetabolomica en cardiorespiratoire fitheid te onderzoeken bij HF-patiënten.
Methoden
De EMPA-VISION-studie (Assessment of Cardiac Energy Metabolism, Function and Physiology in Patients With Heart Failure Taking Empagliflozin) was een prospectieve, monocentrische, dubbelblinde, placebogecontroleerde, mechanistische RCT die werd uitgevoerd in het VK. Hierin werden 72 symptomatische patiënten met niet-ischemisch, chronisch HFrEF (LVEF ≤40%; n=36) of HFpEF (LVEF ≥50%; n=36) die adequate doses van richtlijngerichte medische HF-therapie kregen, geïncludeerd. De patiënten werden gestratificeerd in hun respectievelijke cohorten (HFrEF vs. HFpEF) en gerandomiseerd naar empagliflozine 10 mg (n=35: 17 HFrEF en 18 HFpEF) of placebo (n=37: 19 HFrEF en 18 HFpEF) eenmaal daags gedurende 12 weken.
Uitkomstmaten
De primaire uitkomstmaat was de verandering in de cardiale fosfocreatine:ATP (PCr/ATP)-ratio vanaf de baselinewaarde tot 12 weken, zoals gemeten met magnetische resonantiespectroscopie.
Verkennende uitkomstmaten waren onder andere bepalingen van het energiemetabolisme in rust en tijdens dobutaminegeïnduceerde stress (65% van leeftijdsafhankelijke maximale hartslag), het myocardiaal triglyceridegehalte, de hartfunctie en -volumes in rust en tijdens dobutamine-stress, hartfibrosebepalingen en bloedbiomarkers gerelateerd aan effecten van geneesmiddelen op het metabolisme of de neurohormonale activering.
Belangrijkste resultaten
Primaire uitkomstmaat
- Na 12 weken was er geen significant verschil in cardiale energie, zoals bepaald aan de hand van de verandering in de PCr/ATP-ratio, in rust tussen de empagliflozine- en placebogroep bij HFrEF-patiënten (aangepast gemiddeld behandelverschil: -0,25; 95%BI: -0,58 tot 0,09; P=0,14) en bij HFpEF-patiënten (aangepast gemiddeld behandelverschil: -0,16; 95%BI: -0,60 tot 0,29; P=0,47).
Verkennende uitkomstmaten
- Ook verbeterde empagliflozine niet de cardiale energie tijdens dobutamine-stress bij HFrEF-patiënten (aangepast gemiddeld behandelverschil: -0,13; 95%BI: -0,35 tot 0,09; P=0,23) of bij HFpEF-patiënten (aangepast gemiddeld behandelverschil: -0,22; 95%BI: -0,66 tot 0,23; P=0,32).
- Een principale-componentenanalyse toonde dat empagliflozine geen significant effect had op een set van 19 serummetabolieten gerelateerd aan energiemetabolisme in vergelijking met placebo.
- In beide cohorten werden tussen de behandelgroepen geen significante verschillen waargenomen in het myocardiaal triglyceridegehalte, de LVEF, circulerende ketonlichamen, biomarkers afkomstig uit serum, de cardiorespiratoire fitheid of de kwaliteit van leven.
- Bij HFrEF-patiënten resulteerde empagliflozinebehandeling wel in een vermindering van de LV-massa (aangepast gemiddeld behandelverschil: -9,65 g; 95%BI: -17,49 tot -1,81; P=0,02) en de LV-massa-index (aangepast gemiddeld behandelverschil: -4,46 g/m²; 95%BI: -8,42 tot -0,50; P=0,03).
- Empagliflozine was in het algemeen veilig en werd goed verdragen, met meer gerapporteerde nadelige events in de placebogroep (n=19) dan in de empagliflozinegroep (n=17).
Conclusie
De EMPA-VISION-studie liet zien dat een 12 weken durende behandeling met empagliflozine de cardiale energie, serummetabolieten geassocieerd met energiemetabolisme, de LVEF en de cardiorespiratoire fitheid niet veranderde bij patiënten met HFrEF of HFpEF vergeleken met placebo. De auteurs concluderen dat hun resultaten de ‘zuinige-brandstofhypothese’ niet bevestigen, die suggereert dat een verbeterde energievoorziening – door ketonen te gebruiken als substraat – een centraal mechanisme is achter de gunstige klinische effecten van SGLT2-remming die zijn waargenomen bij HF-patiënten.
Deel deze pagina met collega's en vrienden: