Transthyretinestabilisator vermindert achteruitgang in hartfunctie bij ATTR-CM
Effect of Tafamidis on Cardiac Function in Patients With Transthyretin Amyloid Cardiomyopathy: A Post Hoc Analysis of the ATTR-ACT Randomized Clinical Trial
Literatuur - Shah SJ, Fine N, Garcia-Pavia P, et al. - JAMA Cardiol. 2023 Nov 15:e234147 [Online ahead of print]. doi: 10.1001/jamacardio.2023.4147Introductie en methoden
Achtergrond
Transthyretine-amyloïdcardiomyopathie (ATTR-CM) is een progressieve en dodelijke ziekte die wordt veroorzaakt door de ophoping van amyloïde fibrillen, die bestaan uit verkeerd gevouwen TTR-aggregaten, in het myocardium. De ATTR-ACT-studie (Tafamidis in Transthyretin Cardiomyopathy Clinical Trial) liet zien dat tafamidis – een kinetische-TTR stabilisator – de mortaliteit, cardiovasculair-gerelateerde ziekenhuisopnamen en afname in functionele capaciteit en kwaliteit van leven bij deze patiënten verminderde in vergelijking met placebo [1]. Het jaar daarop keurde de FDA tafamidis meglumine 80 mg goed voor ATTR-CM [2], en in 2020 deed de EMA dit. Het effect van tafamidis op de hartfunctie is echter niet volledig in beeld gebracht.
Doel van de studie
In een verkennende post-hocanalyse van de ATTR-ACT-studie beoordeelden de auteurs het effect van tafamidis op prognostische echocardiografische bepalingen van de hartfunctie bij patiënten met ATTR-CM.
Methoden
De ATTR-ACT-studie was een internationale, multicentrische, dubbelblinde, placebogecontroleerde fase 3-RCT waarin 441 ATTR-CM-patiënten (18-90 jaar oud) met een medische voorgeschiedenis van HF en einddiastolische interventriculaire septale wanddikte ≥12 mm werden geïncludeerd. Deelnemers werden gerandomiseerd naar tafamidis meglumine (80 of 20 mg) of placebo gedurende 30 maanden.
Voor deze post-hocanalyse waren echocardiografische gegevens beschikbaar voor 436 patiënten. Op basis van de LVEF bij inclusie werden de patiënten ingedeeld in: HFpEF (LVEF ≥50%) (n=220; 50,5%), HFmrEF (LVEF 41-49%) (n=119; 27,3%) en HFrEF (LVEF ≤40%) (n=97; 22,2%).
Uitkomstmaten
De uitkomstmaten van de studie waren de verandering vanaf de baselinewaarde tot 30 maanden in de LVEF, het LV-slagvolume (LVSV), de LV globale longitudinale rek (LV global longitudinal strain, LV-GLS), de ratio van vroege mitrale instroomsnelheid tot septale/vroeg-diastolische mitrale annulaire snelheid (E/e’) en de laterale E/e’ bij patiënten die tafamidis 80 mg kregen versus placebo.
Belangrijkste resultaten
- Gedurende 30 maanden was de afname vanaf de baselinewaarde in 4 van de 5 echocardiografische bepalingen minder uitgesproken bij patiënten die tafamidis 80 mg (n=176) kregen vergeleken met patiënten die placebo namen (n=177). Het kleinste-kwadraten (least-squares, LS) gemiddelde verschil was 7,02 ml (95%BI: 2,55-11,49; P=0,002) voor het LVSV, -1,02% (95%BI: -1,73% tot -0,31%; P=0,005) voor de LV-GLS, -3,11 (95%BI: -5,50 tot -0,72; P=0,01) voor de septale E/e’ en -2,35 (95%BI: -4,01 tot -0,69; P=0,006) voor de laterale E/e’.
- Voor de LVEF was het LS-gemiddelde verschil na 30 maanden niet significant (2,09%; 95%BI: -0,62% tot 4,79%; P=0,13).
- Vanaf 6 maanden was de verandering in het LVSV en de LV-GLS bij alle patiënten zichtbaar.
- De toename in de septale en laterale E/e’ was zichtbaar van 6 tot 30 maanden in de placebogroep, maar deze echocardiografische bepalingen veranderden slechts minimaal op elk tijdstip na 6 maanden in de tafamidisgroep.
- In de placebogroep werd de afname van de LVEF zichtbaar vanaf 6 maanden, terwijl er met tafamidis een minimale afname was tot 30 maanden.
- De LVEF-baselinewaarde had geen invloed op het behandeleffect van tafamidis op de totale sterfte (P voor interactie=0,40), cardiovasculair-gerelateerde ziekenhuisopnamen (P voor interactie=0,35) en verandering vanaf de baselinewaarde in de LVSV (P voor interactie=0,23), LV-GLS (P voor interactie=0,66), de septale E/e’ (P voor interactie=0,66) en de laterale E/e’ (P voor interactie=0,84).
Conclusie
In deze verkennende post-hocanalyse van de ATTR-ACT-studie verminderde behandeling met tafamidis 80 mg de afname van meerdere systolische en diastolische LV-functies gedurende 30 maanden bij ATTR-CM-patiënten vergeleken met placebo. Er was geen significant verschil in de afname van de LVEF tussen de 2 groepen.
De auteurs merkten op dat ongeveer de helft van de patiënten HFmrEF of HFrEF had bij inclusie, wat suggereert dat “ATTR-CM moet worden beschouwd als een mogelijke diagnose bij alle patiënten met HF, ongeacht de LVEF”. Aangezien de 5 bestudeerde echocardiografische parameters “zijn geïdentificeerd als onafhankelijke prognostische factoren voor mortaliteit bij patiënten met ATTR-CM [3,4], [...] kan het effect van tafamidis op de hartfunctie bij patiënten met ATTR-CM bijdragen aan een verbeterde overleving”.
Deel deze pagina met collega's en vrienden: