Voorspellers van therapieontrouw aan DOAC’s bij poliklinische AF-patiënten
Prevalence and Predictors of Nonadherence to Direct Oral Anticoagulant Treatment in Patients with Atrial Fibrillation
Literatuur - Van der Horst SFB, de Vries TAC, Chu G, et al.Introductie en methoden
Achtergrond
Bij de meeste anticoagulatie-naïeve patiënten met AF hebben directwerkende orale anticoagulantia (DOAC’s) de voorkeur boven VKA’s voor de preventie van trombotische complicaties [1]. De afwezigheid van onmiddellijke en waarneembare voordelen, de behandelindicatie die geldt voor de lange termijn en het gebrek aan routinematige laboratoriummonitoring kunnen echter de therapietrouw aan DOAC’s belemmeren.
Doel van de studie
Het doel van de studie was om de prevalentie van therapieontrouw aan DOAC’s te beoordelen bij poliklinische patiënten met AF die voor het eerst een DOAC kregen voor ≥1 jaar en om potentiële voorspellers van therapieontrouw te identificeren.
Methoden
In deze Nederlandse, bijna-landelijke, retrospectieve cohortstudie werden de gegevens van 46.211 patiënten met een nieuwe DOAC-indicatie voor AF en een behandelindicatie ≥1 jaar verkregen uit de Xtrend Real-World Data Longitudinal Prescription Database van IQVIA, die ~65% van alle poliklinische recepten bevat die in Nederland zijn verstrekt. Deelnemers die in de periode 1 november 2015-31 oktober 2019 hun eerste DOAC-recept inleverden, werden geïncludeerd.
Uitkomstmaat
De primaire uitkomstmaat was de therapieontrouw na 1 jaar, gedefinieerd als het percentage gedekte dagen (proportion of days covered) voor de ingeleverde recepten van de index-DOAC <80%.
Belangrijkste resultaten
- De totale 1-jaarsprevalentie van therapieontrouw was 6,5%. Voor apixaban, dabigatran, edoxaban en rivaroxaban was de 1-jaarsprevalentie respectievelijk 6,6%, 7,4%, 5,6% en 5,9% (P<0,001).
- Met behulp van multivariabele robuuste Poisson-regressieanalyse per DOAC-type werden de volgende onafhankelijke voorspellers van therapieontrouw na 1 jaar geïdentificeerd: mannelijk geslacht (risicoratio (RR): 1,23; 95%BI: 1,15-1,33), leeftijd ≥60 tot <70 jaar (RR: 1,15; 95%BI: 1,00-1,33; referentie: ≥85 jaar), behandeling met apixaban (RR: 1,16; 95%BI: 1,06-1,26; referentie: rivaroxaban) of dabigatran (RR: 1,25; 95%BI: 1,14-1,37; referentie: rivaroxaban) en een verlaagde/lagere DOAC-dosering (RR: 1,10; 95%BI: 1,00-1,22; referentie: standaarddosering).
- Wanneer het doseringsschema werd opgenomen in het multivariabele model in plaats van het DOAC-type, kwam een tweemaal daags doseringsschema naar voren als een onafhankelijke voorspeller van therapieontrouw na 1 jaar (RR: 1,21; 95%BI: 1,12-1,30: referentie: eenmaal daags doseringsschema).
Conclusie
Deze Nederlandse retrospectieve cohortstudie toonde dat de 1-jaarsprevalentie van therapieontrouw aan DOAC’s 6,5% was bij poliklinische AF-patiënten die recent gestart waren met een DOAC voor ≥1 jaar. Onafhankelijke voorspellers van therapieontrouw na 1 jaar waren mannelijk geslacht, jongere leeftijd, een tweemaal daags doseringsschema, behandeling met apixaban of dabigatran en een verlaagde DOAC-dosis. De auteurs concluderen dat “om trombo-embolische complicaties te verminderen, interventies om therapietrouw te versterken, zoals terugkerende counselingsessies en herinneringen voor het innemen van medicatie, specifiek gericht kunnen worden op deze patiënten”.
Deel deze pagina met collega's en vrienden: